De opmars van gebedenboeken: bidden met de woorden van een ander
Gebedenboeken kunnen rekenen op groeiende belangstelling. Bidden met de woorden van een ander heeft zijn waarde, zegt dr. P. C. Hoek, waarbij de traditie een goudmijn is om uit te putten. „Maar het kan ook wijzen op een verschraling van het eigen meditatieve leven.”
„We hebben soms geen woorden om God te vertellen welke gevoelens er in ons leven: blijdschap, dankbaarheid, angst, verdriet, hoop. ”Gebeden voor elke dag” bevat gebeden van broeders en zusters van over de hele wereld. De gebeden bieden woorden om tot God te naderen. Zo kunnen ze ons inspireren en bemoedigen.” Zo presenteert uitgeverij Royal Jongbloed een uitgave uit 2019 met dagelijkse gebeden.
Het is lang niet het enige gebedsboek dat in de afgelopen jaren op de christelijke markt kwam. Zoals ”Bijbels bidden. Woorden van licht voor elke dag” (uitg. Groen, 2021) waarin Marieke den Butter ruim 200 Bijbelgedeelten omzette in gebeden. Annelies van Poelgeest schreef ”Gebedsdagboek. Elke dag bij God” (Sestra, 2020). Daarin geen uitgeschreven gebeden, maar dagelijkse gebedssuggesties.
Royal Jongbloed signaleert een „groeiende belangstelling voor het gebed”, zegt senior marketeer Arjan Bikker. „Ook het gebruik van vastere gebedsvormen staat opnieuw in de belangstelling.” Het leidde tot de (her)uitgave van meerdere boeken rond bidden en ook verschillende publicaties met voorgeschreven gebeden.
„Een zeer geliefd gebedenboekje sinds 1935 is ”Een gebed voor elke dag” van J. H. Gunning J.Hz.”, zegt Bikker. „Het boekje is al dertig keer herdrukt. In de volle breedte van de verschillende kerkverbanden zien we een hernieuwde belangstelling voor vastere vormen van liturgie, zowel om thuis te gebruiken als in de kerkdienst.”
Ook uitgeverij De Banier kwam vorig jaar met een gebedenboek: ”Nader tot U. Puriteinse gebeden”. Deze gebeden zijn veelal samengesteld vanuit werk van de puriteinen. Ze zijn geordend rond thema’s als ”Vader, Zoon en Heilige Geest” of ”berouw en smeekbeden”.
De beslissing tot de uitgave viel niet op één dag, zegt uitgever Evert Barten. „Je vraagt je af of zo’n boek wel landt, of er behoefte aan is.” Hij ziet met name onder jongvolwassenen tussen de 25 en 45 dat de interesse in dit soort onderwerpen toeneemt. „Zeker jonge opvoeders zijn op zoek naar uitgaven die praktisch toepasbaar zijn in het gezin.”
Of ook deze bundel in die behoefte voorziet, is volgens Barten nog te vroeg om te zeggen. „Maar ik ben blij dat het boek in ons fonds zit, ik zie het als een verrijking. Bij maakbaarheid en activisme rond bidden moeten we ver vandaan blijven, maar zo’n bundel kan je wel tot het besef brengen hoe arm ons eigen gebed vaak is. In deze gebeden zie je hoe dicht de puriteinse theologen bij de Heere leefden, hoe zij het prijzen van Hem altijd voorop stelden, daar bijna niet genoeg woorden voor vonden.”
Handreiking
Voorgeschreven gebeden mogen dan in opkomst zijn, nieuw zijn ze zeker niet. Al eeuwenlang circuleren boeken als handreiking bij persoonlijk gebed. Zoals het rooms-katholieke brevier, bedoeld voor geestelijken om de gebeden rond de dagelijkse getijden vorm te geven.
In de Middeleeuwen kwamen getijdenboeken ook in de volkstaal in omloop voor de ‘gewone man’, zegt dr. Jaco van der Knijff, docent liturgiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn en redacteur bij het Reformatorisch Dagblad. En ook de Reformatie bood handvatten voor liturgie in huis en in de kerk, met vaste gebeden. „Je kunt zeggen dat met de Reformatie mensen hun getijdenboek werd afgepakt. Dat stelde gewone gelovigen voor de vraag: wat moeten wij bidden? In allerlei uitgaven zie je daarom gebeden verschijnen, bijvoorbeeld bij Luther of in Calvijns Catechismus van Genève.”Ook in Nederland duiken ze op, zoals in het psalmboek van Datheen dat in 1566 verschijnt. „Daarin vind je een reeks van ”christelijke gebeden die men in de vergadering der gelovigen en elders gebruiken kan”.”
Het zijn deze gebeden die uiteindelijk bijna allemaal in het psalmboek van 1773 terechtkomen. Met onder meer gebeden om voor en na de preek te bidden, bij de catechismusprediking, een ochtend- en avondgebed, of voor bij ziekenbezoek.
Anders dan de gebeden in de formulieren bij bijvoorbeeld doop en avondmaal, lijken de gebeden achter in het psalmboek momenteel weinig meer in gebruik. Opvallend genoeg liep dat anders met twee van de ”Eenige gezangen” achter de psalmen. De bedezang voor het eten („O Vader, Die al ’t leven voedt”) en de dankzang na het eten („O Heer’, wij danken U van harte”) klonken –en klinken– juist in heel wat reformatorische huishoudens – overigens vaker gesproken dan gezongen.
Dat die vaste gebeden breed ingang vonden in het gezin, is in veel gevallen een „verlegenheidsoplossing”, schat dr. P. C. Hoek in. „Ze stellen in de gelegenheid om hoorbaar te bidden, zonder dat het aankomt op eigen woorden.”Toch is het eigen, vrije gebed belangrijk, benadrukt de docent praktische theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarium. „In gebed heffen wij onze ziel op tot God, vanuit onze eigen omstandigheden. Het gaat om het zoeken van een heilige intimiteit met de Allerhoogste. Ik denk dat dit het beste kan gebeuren in de taal van het hart. Die heel persoonlijke worsteling of vreugde moet ook de meest persoonlijke woorden krijgen.”
Juist om die reden staat de predikant dan ook wat aarzelend tegenover de hernieuwde aandacht voor gebedenboeken. „Het kan een teken zijn van geestelijke rijpheid, dat we breder in de traditie om ons heen kijken. Maar het kan ook wijzen op geestelijke armoede als we terugvallen op gebedsteksten van anderen. Ik zeg niet dat het zo is, maar het zóu kunnen betekenen dat we zelf interen op een stuk geestelijke diepte, op het oefenen in de persoonlijke omgang met de Heere.”
Stimuleren
Aarzelingen bij uitgeschreven gebeden leven al langer dan vandaag. Bekend zijn de bezwaren van Jacobus Koelman tegen het gebruik van formuliergebeden, die hij opschrijft in zijn ”De pointen van nodige Reformatie” (1678). Predikanten hebben zich inmiddels zo gewend aan formuliergebeden of gebeden die zij thuis al uitschreven, klaagt de nadere reformator, „dat zij vrijelijk uit de Geest naar alle gelegenheden niet bekwamelijk bidden kunnen.”
En ook de reformator Luther, die heel wat gebeden opschreef, plaatste daarbij een belangrijke kanttekening: „Vanuit alleen een boek zul je nooit goed bidden. Je kunt erin lezen en je zo laten onderwijzen hoe en wat je moet bidden. En je kunt je erdoor laten stimuleren om te bidden, maar het gebed moet vrij uit het hart komen, zonder alle reeds geschreven woorden en je moet zelf die woorden gebruiken waar je hart naar verlangt.”
De bezwaren komen vooral voort uit de angst voor „veruitwendiging”, zegt Van der Knijff. „Dan wordt het gebed een lesje dat je opdreunt, maar dat zielloos is geworden; zo kan de Geest niet werken, is dan de redenering. En daar zit natuurlijk een kern van waarheid in.”
Er is echter ook een andere kant, stelt de docent liturgiek. „Ook het vrije gebed kan een soort formuliergebed worden, wanneer je daarin altijd op dezelfde woorden terugvalt. In zo’n geval kun je misschien soms toch beter naar de vaste gebeden bladeren, want die kennen tenminste diepgang. Vaak kom je er de theologie uit de Reformatie in tegen.”
Die inhoud is voor Van der Knijff een belangrijke reden om regelmatig kennis te nemen van gebeden uit de traditie. „Die kunnen onze gebedspraktijk meer diepte geven. Wij zijn vaak bezig met „wilt U, wilt U” te vragen, terwijl deze oude gebeden meestal beginnen met een lofzegging en pas daarna onze noden noemen.”
In dat opzicht ziet hij de toenemende aandacht voor gebedsboeken als een positieve ontwikkeling. „We zijn er in reformatorische kring misschien wat huiverig voor, maar er zijn heel mooie gebeden om te gebruiken. Denk aan de Avondzang uit de ”Eenige gezangen”, je kunt die zo opzeggen voor je gaat slapen. Predikanten zouden er goed aan doen voor hun zondagse gebeden nog eens naar de gebeden voor en na de predikatie achter in de Bijbel te kijken. Die kennen een mooie opbouw. Je hoeft de woorden niet letterlijk te gebruiken om er wel inspiratie uit te kunnen opdoen.”
Zucht
Precies op die manier kan dr. Hoek zich voorstellen dat vaste gebeden hun dienst kunnen doen. „Soms kunnen wij geen woorden vinden om te bidden. Dan is het altijd nog waar wat Psalm 5 zingt: dat de Heere iedere zucht aan ons hart ontgleden, opmerkt. Woorden zijn niet altijd nodig. Maar ik kan me ook voorstellen dat je bij iemand anders woorden vindt die zo raken aan je persoonlijke beleving, dat je ze als een geschenk kunt aanvaarden.”
Niet voor niets gaf Christus het Onze Vader aan de kerk, zegt de predikant. „Dat is zeker ook bedoeld om woordelijk te bidden, maar niet om ons daartoe te beperken. Het „gij dan bidt aldus” is breder: misschien is de belangrijkste betekenis van het Onze Vader wel dat het ons een orde in het bidden leert.”
Die orde en diepgang vindt dr. Hoek ook terug in de gebeden uit de traditie van de kerk, zoals in de formuliergebeden rond de sacramentsbediening. „Die laten een Bijbelse doordachtheid zien waar je in een vrij gebed niet zomaar toe komt.”
Daar probeert de Puttense predikant ook naar te zoeken in zijn eigen gebeden in de erediensten. „Die bereid ik altijd voor, en dat raad ik mijn studenten ook aan. Niet dat ik er iets voor op papier zet, maar ik denk daar van tevoren wel heel gericht over na. Om te wegen en overwegen wat in het gebed een plaats moet krijgen. Hoe ik het verwoord, laat ik dan aankomen op het moment zelf.”
In het zoeken naar verdieping in het gebedsleven, kunnen gebedenboeken zo hun dienst bewijzen als een „vindplaats van gedachten”, zegt dr. Hoek. „Daarbij zou ik wel willen aantekenen: als we omzien naar gebeden, laten we dan beginnen bij het gebedenboek van de Heilige Geest: de psalmen. Daarnaast en daarna bijvoorbeeld de gebeden van Calvijn of van de puriteinen. Ze kunnen dienen als brandstof, als bron, als goudmijn bij de persoonlijke omgang met God in het gebed.”
”Een gebed na het eten” uit het psalmboek van 1773.
Gebed van Augustinus uit de ”Belijdenissen”, opgenomen in ”Bij God lééft ons goed. Bidden met Augustinus” (2021, uitg. Groen).
Uit ”Een bede voor elke dag” door J. H. Gunning J.Hz. (1935).
In ”Hoe men bidden moet, voor meester Peter Barbier” (1534) geeft Maarten Luther handreikingen bij het gebed, aan de hand van het Onze Vader en de Tien Geboden.
Uit ”Nader tot U. Puriteinse gebeden” (2021, uitg. De Banier).