Engelen bij de uitgang
Op 2 juni om 14.43 uur is bompa (Vlaams voor opa) ontslapen. „In paradisum deducant te angeli.” „Mogen de engelen u geleiden naar het paradijs’, zong het de laatste week in mij.
De laatste dagen waren zwaar voor hem, temeer omdat zijn geest bewolkt raakte met delirante beelden. „Heere, kom me toch halen…”, mompelde hij tijdens zijn heldere momenten. Ik stel me zo voor dat engelen gereed stonden om op een wenk van Boven hem spoorslags mee te nemen.
We hadden na het ontslapen van bomma (Vlaams voor oma) niet verwacht dat hij nog tien maanden onder ons zou zijn. Zijn wil tot leven was sterk en krachtig en kwam niet in mindering op zijn wens om bij Christus te zijn.
Waar ik nu in het bijzonder aandacht voor vraag, is dat in de afgelopen tien maanden zijn leven bevolkt werd door engelen van diverse pluimage. Waarschijnlijk ook de ”gedienstige geesten” met wie ik begon, maar ik bedoel het nu wat aardser. Dienende aardelingen zogezegd. Ik ben diep onder de indruk geraakt van de medewerkers van de reformatorische zorgorganisatie RST Zorgverleners. De liefdevolle zorg die ze verleenden, de psalm die ze met hem zongen, de meditatie uit ”Korenaren uit de volle oogst” of ”Door Baca’s vallei” van J.C. Philpot die ze voor hem lazen: het paste bij en was afgestemd op datgene wat voor hem zo dierbaar was.
Die afstemming liep ook weleens spaak, als een goedbedoelende zorgverlener over zijn medicatie begon. Daar hield hij angstvallig zelf de controle over zolang het ging. Afblijven dus, was zijn niet altijd vriendelijke reactie. Waardoor een engel misschien wat geschrokken het huis weer verliet.
Wat geweldig echter dat deze afgestemde zorg er mag zijn. Goedheid, toewijding, trouwe zorg, een mijl verder gaan dan écht gevraagd wordt. „Ik ben ziek geweest, en u hebt Mij bezocht”, horen we in het Evangelie. In dit mensenkind werd Jezus gediend. Nu dit niet te snel wegwuiven met een opmerking als: „Daar worden ze toch voor betaald? Het is toch gewoon hun werk?” Het gaat hier niet om wel of geen werk, wel of geen loon. Het gaat hier om de daad. „U hebt Mij bezocht”, in Mijn behoeftigheid, Mijn broosheid en zwakheid.
De laatste dagen bracht hij in een hospice door. Het ging thuis niet meer. Meer en meer moest hij loslaten. Zo ook zijn woning, waaraan hij met bomma zo veel goede herinneringen had. De engelen van de hospice omringden hem met hun zorg tot hij de doodsrivier door ging en hij zijn laatste strijd streed.
Hoewel kinderloos heeft hij toch twee ‘dochters’ gekregen. Twee vrouwen die veel voor hem en bomma zijn gaan betekenen. De een heeft met haar gezin veel levensvreugde in hun leven gebracht in de afgelopen vijftien jaar.
De ander is een engel van een wel heel bijzonder pluimage, met wie ik inmiddels 32 jaar getrouwd mag zijn. Zij ”diende” hem vrijwel dagelijks. „Dat is toch wel een opgave en héél bijzonder”, klonk het regelmatig. Voor engelen die de liefde leven, gelden dergelijke kwalificaties niet. De liefde vergeet zichzelf en is bij de ander. De liefde dient.
Het laatste psalmvers dat we samen gezongen hebben, was uit zijn lievelingspsalm 84. „Want God, de Heer’, zo goed, zo mild, is ’t allen tijd een zon en schild.” Zíngen terwijl pijnscheuten je lichaam teisteren. Zíngen als je lichaam afgebroken wordt en je dagen ten einde lopen. Zó zingen kan alleen als ziende de Onzienlijke, als de werkelijkheid van God bijna tastbaar binnenkomt. Hier géén krampachtig de autonomie willen vasthouden, de grip op eigen leven en eigen dood, maar overgave.
Hier géén ”Tumult bij de uitgang”, naar het gelijknamige boek van Bert Keizer: „Er is, dacht ik, niets dat helpt tegen de dood. Mijn bescheiden ervaring is dat je weerloos ondergeschoffeld wordt (…) wel of niet voorbereid, ver vóór of lang ná je tijd, biddend of suffend, peinzend of bluffend, denkend of strijdend, lijdend of lachend, nietsvermoedend of brakend, bloedend of slapend.”
Hier wél engelen bij de uitgang, zingend: „Sanctus, Sanctus, Sanctus Dominus, Deus Sabaoth.” „Heilig, heilig, heilig de Heere, de God der heerscharen.”
En wij?
Kyrie eleison.
De auteur is psychiater.