Franse woede over hervorming pensioenstelstel mist redelijkheid
Wat te doen als een land sterk vergrijst, de pensioenen zwaar drukken op de begroting en er ook nog eens een torenhoge staatsschuld is? Het antwoord is duidelijk: ingrijpen om het pensioenstelsel ook in de toekomst betaalbaar te houden.
Dat is wat de Franse regering heeft gedaan met het wetsvoorstel om de pensioenleeftijd te verhogen van 62 naar 64 jaar. De regering van premier Elisabeth Borne gebruikte daarvoor een paardenmiddel –ze passeerde het parlement–, maar het doel is hier gerechtvaardigd.
Het kwam de regering maandag op twee moties van wantrouwen te staan, die ze ternauwernood overleefde. En nee, het is geen staaltje van grote democratische gezindheid om een grondwetsartikel in te zetten om stemming in het parlement te omzeilen. Maar daartegenover staat de rol van het parlement zelf en de notoire onwil om tot zinvolle compromissen te komen. Het is een kwaal die ook de Nederlandse politiek geregeld te pakken heeft.
Hoezeer ook politieke hypocrisie in de Franse politiek een partijtje meeblies, blijkt uit een feitje dat Franse politicologen wisten te melden over de indiener van een van de moties van wantrouwen van maandag. Deze Charles de Courson, lid van een van de centrumpartijen, diende in 2013 zélf mede een amendement in om de pensioenleeftijd te verhogen naar 64 jaar in 2020. Maandag liep hij in het parlement echter te hoop tegen precies deze verandering, omdat die vooral de lage inkomens zou treffen. Hoe oprecht is deze verongelijktheid?
Natuurlijk is de ingreep van president Emmanuel Macron en de regering-Borne ook politiek van aard, er valt dus over te discussiëren. Er zijn nog andere manieren te bedenken om te bezuinigen op de pensioenen. De premies kunnen omhoog en de hoogte van de pensioenuitkeringen kan naar beneden. Maar reken maar dat de Franse bevolking deze maatregelen net zo min in dankbaarheid had willen aanvaarden. Daarbij komt dat een pensioenleeftijd van 62 jaar in Europa inmiddels uitzonderlijk laag is en verhoging daarvan niet meer dan redelijk.
Wanneer er dan toch een keer –Borne deed het overigens al tien keer in negen maanden– een democratisch gezien ongemakkelijk grondwetsartikel van stal gehaald moest worden, dan was dit wel een moment. Het is moedig dat Macron voor deze pensioenplannen zijn populariteit op het tweede plan wil zetten. Wat uiteraard helpt is dat het zijn laatste termijn is en hij electoraal dus weinig meer heeft te verliezen.
Uiteraard is er nu een politiek probleem voor de nabije toekomst. Een groot deel van de bevolking slikt de plannen niet en het parlement is boos. De oppositie, waarvan de Franse regering in het parlement afhankelijk is, zal niet overlopen van goede wil om andere wetsvoorstellen van goedkeuring te voorzien. Borne doet er dus goed aan te zoeken naar mogelijkheden om de redelijke kritiek die is geuit alsnog te verwerken in het wetsvoorstel.