Zorg dat je in een slogan het juiste woordje kiest
Een onder veel RD-lezers bekende gehandicaptenzorgorganisatie heeft een slogan die in taalkundig opzicht nogal curieus is: ”Zorg wat er écht toe doet!”
Dieren blaffen, piepen, kakelen, burlen, tjirpen, fluiten. Prachtig allemaal. Maar mensen kunnen nog iets veel mooiers: praten. En gesproken woorden begrijpen. Schrijven. En geschreven tekst lezen. Die intermenselijke communicatie blijft fascinerend. Redacteur Chris Klaasse mijmert er tweewekelijks over in RDMagazine.
Een onder veel RD-lezers bekende gehandicaptenzorgorganisatie heeft een slogan die in taalkundig opzicht nogal curieus is: ”Zorg wat er écht toe doet!”
Als een volk uitdijt, zoals het Nederlandse de afgelopen decennia, ontkomen dorpen en steden er niet aan dat ze samensmelten. Zo verging het Amsterdam en enkele omliggende dorpen. De hoofdstad heeft onder andere Sloten, Sloterdijk en Osdorp opgegeten.
Om de haverklap verschijnt er weer eentje, een boek over taal. Over nieuwe woorden, of juist over antieke naamgevingen. Lichtvoetig, of juist bloedserieus.
Wie door het prachtige Brabant rijdt, ziet daar plaatsnamen die qua uitspraak wat vraagtekens kunnen oproepen. Tussen ’s-Hertogenbosch en Tilburg tref je op de borden bijvoorbeeld Cromvoirt, Helvoirt en Oisterwijk aan. Wat moeten mondspieren en stembanden daar eigenlijk mee doen?
Het is een voorrecht om op te groeien in een huishouden waar niet beeldschermen maar boeken beeldbepalend zijn. Waar men liever letters eet dan Lay’s. Dat voorrecht is mij ten deel gevallen.
Je hurken, waar zitten die eigenlijk? Met enige regelmaat komt die vraag voorbijwaaien. Laatst ook weer. Terwijl ik op een rustige redactie aan het werk was, vingen mijn oren de vraag van een collega op. En als vanzelf kwam ook de vraag naar de herkomst van lurven, kladden en smiezen weer bovendrijven.
Op een dag ging een Zeeuwse RD-lezer naar de pabo in Gouda. Daar vingen haar oren een niet eerder gehoorde zegswijze op.
Het voorlaatste taalstukje ging over naamvallen. En die bijdrage vraagt om een vervolg. Ten eerste omdat er iets goedgemaakt moet worden. Want ik deed de waarheid geweld aan door te schrijven: „In ”den vaderland getrouwe” staat ”getrouw” in de derdenaamvalsvorm.” Dat klopt niet, mailden verschillende lezers me, terecht. In die frase staat namelijk ”den vaderland” in de derdenaamvalsvorm. Waar ging het mis?
Er is een overeenkomst tussen de in 1988 overleden ds. Chr. van de Woestijne en ondergetekende. Op zijn paspoort stond dezelfde naam als op het mijne. Maar waarom verschillen onze initialen dan? Waarom is hij Chr. en ben ik C.?
Een RD-lezer vroeg zich tijdens trouwdiensten meermaals af wat het verschil is tussen ”der” en ”des”. Hij hoorde die lidwoorden tijdens het voorlezen van de volgende frase uit het huwelijksformulier: „Opdat hij heerschappij zou hebben over de dieren der aarde, over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels.” Waar komt het verschil in die lidwoorden precies vandaan?