Zes taalboeken: Sebastiaan de spin, Wladislaus III Spillebeen, en meer
Om de haverklap verschijnt er weer eentje, een boek over taal. Over nieuwe woorden, of juist over antieke naamgevingen. Lichtvoetig, of juist bloedserieus. Op het bureau van de taalredacteur groeit de stapel nieuwe titels gestaag. Een selectie van wat het afgelopen jaar (en ook nog iets eerder) verscheen.
Taalkundige Peter van der Horst schreef al tien andere boeken over taal. Over leestekens bijvoorbeeld. En over duidelijk taalgebruik. In zijn nieuwste boek staan stijlfiguren en andere taalkundige fenomenen centraal. Zoals de prolepsis, het aptoniem, de paradox en het pangram. In ieder hoofdstukje bespreekt Van der Horst er een. Dit is geen zelfhulpboek, maar vooral een bladerboek, ter leering ende vermaeck.
+
Het is prettig dat er in ieder hoofdstukje veel voorbeelden worden gebruikt. Daar kunnen docenten Nederlands hun voordeel mee doen.
Van der Horst schrijft erg toegankelijk. De uitleg is altijd glashelder. Een brugklasser zou het kunnen begrijpen.
-
De toon is voor volwassen taalliefhebbers soms iets te schoolmeesterachtig, te kinderlijk, te uitleggerig. Voor deze lezers gaan sommige hoofdstukken vermoedelijk ook te veel over platgetreden paadjes; zij zullen bijvoorbeeld wel weten wat een synoniem, pleonasme en pseudoniem zijn.
Heel soms scheppen gebruikte voorbeelden afstand tot de christelijke lezer, zoals op pagina 12 een fragment uit een gedicht van Gerard Reve waarin gespot wordt met de maagd Maria.
Taaleigenaardigheden, Peter van der Horst; uitg. Garant; 171 blz.; € 18,50
Het jaar 2021 is alweer enkele oudjaarsavonden oud. Nederland zat destijds bij vlagen in lockdown. Er waren avondklokrellen. En discussies over vaccins. Vivien Waszink en Veronique De Tier van het Instituut voor de Nederlandse Taal schreven aan het eind van 2021 ”Knuffelcontact en waterwappie”, een boek over nieuwe woorden die in dat jaar (en ook nog een beetje in het jaar ervoor) ontstonden. Tijdens het lezen voel je weer iets van de sfeer van toen, toen corona alle vermeende zekerheden deed wankelen en velen in het openbaar hun geloof in complotten beleden.
+
Het boek is goed geschreven, leest vlot weg. Het gaat in een goed tempo van het ene naar het andere onderwerp.
Omdat taal veel zegt over menselijk gedrag, is dit boek een soort foto van de coronatijd, het geeft een tijdsbeeld van een roerige periode. Het heeft iets grappigs om lezenderwijs terug te kijken. Steeds denk je: o ja, dat was er toen ook.
-
Omdat het Instituut voor de Nederlandse Taal zich bezighoudt met de taal in zowel Nederland als België, komen er met regelmaat kwesties ter sprake die bij Nederlanders weinig herkenning oproepen. Maar dat heeft ook iets leerzaams, en het wordt heel duidelijk aangegeven wanneer iets alleen in België speelde.
Knuffelcontact & Waterwappie. De kracht van nieuwe woorden, Vivien Waszink en Veronique De Tier; uitg. Instituut voor de Nederlandse Taal; 176 blz.; € 14,99
Schrijfster, vertaalster en –volgens de achterflap– „taalmens” Imme Dros (1936) zoekt in dit essay naar de herkomst en betekenis van woorden en zinnen. Ze zoekt in de filosofie, en neemt een fragment uit een tekst van Ludwig Wittgenstein (1889-1951) als uitgangspunt. Met vleugen plezierige humor en veel verluchtende voorbeelden reist ze langs onder meer ”Een karretje op de zandweg reed”, Homerus, Shakespeare en de spin Sebastiaan naar een antwoord op de vraag: Hoe kan taal nog de sleutel zijn tot een gemeenschappelijke wereld? Een fijn essay.
+
In het boekje huist deze prachtzin: „In het dagelijks leven loert bij wat we zeggen het misverstand al overal, omdat de helft van de mensheid zich slecht uitdrukt en de andere helft slecht luistert.”
Voor niet-filosofen is het essay grotendeels goed te volgen. Dros loodst je met haar fijne schrijfstijl vrij eenvoudig door de wat pittiger gedeeltes.
-
Imme Dros schreef eerder hertalingen van ”Odyssee” en ”Ilias”. In het essay haalt ze die klassieke werken van de Griekse dichter Homerus regelmatig aan, en ze citeert eruit. Voor lezers die deze werken nooit lazen, zijn dat wat moeilijker te volgen gedeeltes – al blijft de rode lijn goed te volgen.
Taal is alles wat het geval is, Imme Dros; uitg. Prometheus; 96 blz.; € 16,99
Dit is een bundeling van 51 bijdragen die historicus Bart Funnekotter schrijft voor de achterpagina van NRC. In de rubriek ”Nomen est omen” legt hij van historische heersers uit waar zij hun bijnaam aan te danken hebben. Bijvoorbeeld van Justitianus II met de Afgesneden neus, Wladislaus III Spillebeen, Hendrik I de Vogelaar en Willem de Zwijger. Graaf Fulco IV de Norse was waarschijnlijk vanwege pijnlijke knobbeltenen niet zo goed gehumeurd. En de Boheemse koning Wenceslaus IV droeg de bijnaam de Luie, maar had ook de Alcoholist genoemd kunnen worden – hij was alleen vóór het ontbijt nuchter. Op zich is dat kennis die je kunt missen, maar humoristische historie verveelt ook niet gauw.
De hoofdstukjes hebben een aangename lengte. Mensen die geen lange lappen meer gewend zijn, komen er met het grootste gemak doorheen. En een docent geschiedenis zou er bijvoorbeeld een lege twee minuten in zijn les mee kunnen vullen.
De gewelddadige gruwelen en andere uitspattingen die historische koningen en keizers niet vreemd waren, brengt Funnekotter met burgerlijk fatsoen ten tonele.
-
Ooit was het heel gebruikelijk om columns en andersoortige rubrieken uit kranten te bundelen en op de boekenmarkt te brengen. Tegenwoordig zijn uitgevers daar veel voorzichtiger mee. Tijdens het lezen in ”Nomen est omen” rees de vraag: Is dit dan dé rubriek die niet ongebundeld kon blijven? De teksten zijn aardig, maar een tikje droog.
Nomen est omen, Bart Funnekotter; uitg. Prometheus; 168 blz.; € 18,99
Het Nederlands dat nu wordt gebruikt lijkt sterk op de taal van twintig of vijftig jaar geleden, maar de taal is toch echt anders. De betekenis, de vorm en de klank zijn anders. Over die drie aspecten schrijft neerlandicus Hedde Zeijlstra een trilogie, waarvan het eerste deel vorig jaar verscheen. In de korte hoofdstukken –twee tot vier pagina’s lang– behandelt hij tal van taalkundige vragen. Zoals: Waarom kun je wel zeggen: „Zij hoeft vanavond niet te werken”, maar niet: „Zij hoeft vanavond te werken”? De antwoorden zijn gedegen, deskundig. Het doorgronden ervan vergt van de leek best wat toewijding.
De vragen die Zeijlstra opwerpt, zijn goed gevonden. Hij loopt niet over platgetreden paadjes, maar stelt creatieve vragen als: Waarom is de wens „Ga lekker zitten!” eigenlijk geen gebiedende wijs?
De antwoorden die Zeijlstra geeft, zijn deskundig. Hij put ook uit andere bronnen en onderzoeken. Het boekje is niet zomaar een aardig werkje over taal, maar heeft meer weg van een populair wetenschappelijke publicatie.
-
De achterflap lijkt te beloven dat het boek vooral gaat over de verandering van het taalgebruik in de afgelopen decennia. Die belofte wordt maar zuinigjes ingelost. De besproken kwesties hebben lang niet allemaal met taalevolutie te maken. En in de hoofdstukjes die er wel over gaan, wordt vaak een ontwikkeling besproken die al veel ouder is.
De betekenis van woorden, Hedde Zeijlstra; uitg. Wereldbibliotheek; 144 blz.; € 17,50
Hoe dachten Nederlanders in het verleden over buitenlandse talen? Dat zie je vooral aan oude uitdrukkingen – die soms nog steeds worden gebruikt. Nicoline van der Sijs schreef er een boekje over. Als Nederlanders duidelijk willen maken dat iets onbegrijpelijk is, zeggen ze: „Dat is Chinees voor mij.” De eerste notering van deze uitspraak stamt uit 1867. Het is een variant op de uitspraak „Dat is Grieks voor mij”, dat al in 1708 voor het eerst werd opgeschreven. En zo is er een enorme hoeveelheid uitspraken met vreemde talen, die Van der Sijs allemaal de revue laat passeren.
+
Het boek oogt aantrekkelijk, en de teksten zijn dat ook. Van der Sijs bespreekt de enorme hoeveelheden uitdrukkingen vlot en vrolijk, zonder dat de toon afbreuk doet aan de deskundigheid. De teksten zijn verlucht met tal van grafieken en illustraties.
De gegeven informatie is voor liefhebbers van taal en cultuur écht boeiend. Het gaat niet alleen over historie, maar ook over het imago van volken en over cultuurverschillen.
Van der Sijs mijmert niet zomaar, zuigt niet iets uit de duim, maar is gedegen te werk gegaan en gebruikt veel bronnen – achterin staat een bronnenlijst van zes pagina’s lang.
-
Het boekje markeert de pensionering van Nicoline van der Sijs als onderzoeker bij het Instituut voor de Nederlandse Taal. Dat is natuurlijk geen minpunt, maar wel het meest mistroostige dat over het boekje te schrijven is.
Daar is geen woord Frans bij, Nicoline van der Sijs; uitg. Instituut voor de Nederlandse Taal; 192 blz.; € 18,95