Taal: In onzen tegenwoordigen zenuwachtigen tijd...
Het is een voorrecht om op te groeien in een huishouden waar niet beeldschermen maar boeken beeldbepalend zijn. Waar men liever letters eet dan Lay’s. Dat voorrecht is mij ten deel gevallen.
Dat veel boeken genademiddelen zijn en daarom gelezen móéten worden, behoeft geen betoog. Dat lezen je taalvaardigheid vergroot ook niet. Maar het is misschien wel aardig om een recent voorbeeld daarvan te delen.
Laatst trok ik bij m’n ouders een boekje uit de kast en begon erin te lezen. Het was een vergeeld exemplaar, en het ging over het heilig avondmaal. Er stonden prachtige, lange, oude zinnen in. Zoals: „In onzen tegenwoordigen zenuwachtigen tijd, heeft men ternauwernood nog gelegenheid, om zich behoorlijk een ure met het gansche gezin in rustige gezelligheid rondom den disch te verzamelen, God aan te roepen, gemeenschappelijk het maal te gebruiken, ’s Heeren Woord te ontsluiten, te lezen, te bespreken, en om met dankzegging en psalmgezang te besluiten.”
Twee zinnen later stuitte ik op een mij onbekend woordje. Ik citeer: „O zeker, daar zijn nog gezinnen, welke een voorbeeldige uitzondering maken. Maar nu in het algemeen gesproken, hoe wordt dan veeleer in gejaagdheid het maal gebruikt, in steê dat de maaltijd een verheven moment is in de dagelijksche familie-gemeenschapsoefening.”
Wat betekent ”in steê dat”, vroeg ik aan m’n ouders. Die zaten ook met hun neus in een boek, maar haalden ’m er voor mij even uit. „Weet je dat echt niet?”
Zo gaat dat vaker. Mijn ouders zijn van kort na de oorlog. Verouderde zegswijzen die ik in het wild nog nooit ben tegengekomen, zijn hun overbekend. Tijdens gezamenlijke leessessies wordt er gelukkig weleens eentje aan de vergetelheid ontrukt. Zo ook deze avond.
In de geciteerde zin is het woordje ”van” weggelaten – wat natuurlijk prima kan. De officiële uitdrukking is ”in stede van”. Dat is het archaïsche equivalent van ”in plaats van”.
Stede in de betekenis van ”plaats” tref je ook aan in woorden als woonstede en haardstede. En stede kan natuurlijk straffeloos worden verkort tot steê. In die vorm tref je het bijvoorbeeld aan in bedstee en hofstee. En in de berijming van Psalm 63: „Wanneer ik, op mijn legersteê, aan U gedenk in stille nachten…”
Je komt ”stede” ook tegen in plaatsnamen als Burgh-Haamstede, Heemstede en Wijk bij Duurstede. Daar betekent het ”stad”, het woord dat zijn bestaan dankt aan ”stede” – een stad is immers een plaats.
Voilà, weer wat geleerd. Met dank aan een boek.
Redacteur Chris Klaasse bespreekt een taalkwestie.
Reageren? chris@rd.nl