In kerken nog veel werk aan de winkel rond AVG
Mijn artikel over de AVG (RD 8-1) heeft in kerkelijk Nederland nogal wat losgemaakt. Ik ontving veel reacties. Het RD heeft er drie geplaatst. Zeer gewaardeerd.
Voordat ik hierop reageer, wil ik opmerken dat ik met mijn artikel de lezer een inkijkje wilde gunnen in mijn ervaringen als procesadvocaat op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens door kerken. Veel praktische details waarover enkele scribenten schrijven (privacybeleid, (bewaar)termijnen, beveiliging, terminologie, wie verwerker is enzovoort) heb ik bewust niet uitgediept. Informatie hierover bieden de website van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de websites van diverse kerkgenootschappen.
Mijn artikel handelt vooral over enkele belangrijke juridische aspecten waar kerkenraden tegenaan lopen en waar ook de AVG niet zomaar een helder antwoord op heeft. Vandaar mijn bespreking van bestaande rechtspraak over de reikwijdte van het begrip ”persoonsgegevens”, dat rechters hier een ruime uitleg aan geven, welke gegevens moeten worden verstrekt en waar het fout kan gaan. Mijn artikel raakt zo de kern van de AVG.
Bijzondere gegevens
De bijdrage van dr. Van Driel (RD 12-1) las ik met veel belangstelling. Hij geeft zijn visie op het recht van archiveren. Van harte eens met zijn opmerking; zonder archief geen geheugen. Dat ik volgens hem de lat voor kerken erg hoog leg, vind ik niet. Mijn opmerkingen hierover moet men lezen tegen de achtergrond van de verwerking van zeer gevoelige persoonsgegevens. Dat moet zorgvuldig gebeuren. Verwerking in een archief van (zoals de AVG dat noemt) ”bijzondere gegevens” –en dan in het bijzonder een afgesloten tuchtdossier– is not done. Zeker niet als het desbetreffende lid heeft bedankt. De kerk heeft dan geen enkel te rechtvaardigen belang bij archivering van deze gegevens. Als de kerk anders meent, moet zij dat onderbouwen en belangen afwegen. Natuurlijk staat het de kerk vrij een eigen archief op te bouwen over bijvoorbeeld de aankoop, bouw of verbouw van een eigen kerk, de opening ervan, jubilea enzovoort.
Veronderstelde toestemming
In mr. Van Balens reactie (RD 15-1) klinken kritische kanttekeningen door. Hij werpt mij voor de voeten dat ik een bepaalde terminologie door elkaar haal en dat de AVG het door mij gebezigde begrip ”veronderstelde toestemming” niet kent. Tegen de achtergrond van wat ik met mijn artikel beoogde, is de eerste kanttekening een discussie over woordbetekenissen. Binnen de kerk is de kerkenraad eindverantwoordelijk in het kader van de AVG. Dan is het niet zo relevant hoe de AVG deze partij formeel noemt. De rechter beoordeelt uiteindelijk of de kerk, vertegenwoordigd door de kerkenraad en veelal (zo blijkt uit jurisprudentie) ook de verwerker van de gegevens, de AVG nakomt.
Hoewel de AVG dat niet expliciet noemt, bestaat binnen het privacyrecht het begrip ”veronderstelde toestemming”. Binnen de kerken kunnen situaties voorkomen waarin sprake is van een ”doorverwijzing”. Bijvoorbeeld bij verhuizing stuurt de scriba van de ene gemeente lidmaatschaps- of doopbewijzen veelal door naar de scriba van een andere gemeente. Dat is een ”gerechtvaardigd belang”. Ik noemde dat zelf ”veronderstelde toestemming”. In de zorg geldt eenzelfde principe. Wanneer een huisarts een patiënt doorverwijst naar een specialist gebeurt ook dat met ”veronderstelde toestemming”.
Vragen kun je stellen als de informatie bijzondere persoonsgegevens bevat, zoals over gezondheid, seksueel gedrag of gerichtheid. Dat maak ik nogal eens mee in tuchtzaken. Dan is volgens mij bij verstrekking van deze gegevens aan derden ook binnen het eigen kerkverband expliciete toestemming vereist. Mr. Van Balen spreekt in dit verband over ”buiten de instantie” en zal daarmee de plaatselijke gemeente bedoelen. Vraagtekens plaats ik ook bij het doorsturen van een dossier van een tuchtzaak met bijzondere persoonsgegevens naar een meerdere kerkelijke vergadering. Ik durf de stelling te verdedigen dat het zonder toestemming niet is toegestaan zulke dossiers te verspreiden onder (veelal) tientallen afgevaardigden. Zeker niet zonder beleid dat de privacy waarborgt. Is dit niet geregeld, dan lopen kerken het risico dat de rechter hier iets van gaat vinden wat nadelig kan uitpakken. Dat is niet, zoals mr. Van Balen stelt, de wereld op zijn kop, maar de werkelijkheid. Als kerkelijke rechtspraak binnen de kaders van rechtsprekende colleges plaatsvindt, ligt dit anders en kunnen gevoelige dossiers wel zonder toestemming worden verspreid.
Boodschap
Mr. Hoek en mr. Ligtenberg werpen de vraag op of er wel zo veel met de AVG wordt geworsteld (RD 22-1). Hun kennelijk niet op de praktijk gerichte reactie overtuigt niet. Ik voel me gesteund door mr. Van Balen, die mijn constatering dat veel kerken worstelen met de AVG onderschrijft. Je zou er inderdaad moedeloos van worden.
Mr. Van Balen sluit zijn reactie af met de opmerking dat er volgens hem nog een wereld te winnen is waar we spreken over vertrouwen en een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens binnen de kerken. Geheel in lijn met de boodschap die ik heb willen uitdragen. Mede tegen deze achtergrond laat ik de bijdrage van mijn beide collega’s verder voor wat die is.
De auteur is advocaat bij Janssens Den Boef Advocaten in Houten.