OpinieCommentaar
Vrijheid van onderwijs is het waard om steeds opnieuw te verdedigen
Nederland doet het goed als het gaat om de vrijheid van onderwijs. We staan op de tweede plaats van een wereldwijde ranglijst. Alleen Ierland doet het beter. Dat blijkt uit een rapport van Oidel, een internationale non-profitorganisatie, die onderzoek deed naar de stand van zaken in 156 landen.

Oidel is positief over de ontwikkelingen op het gebied van de vrijheid van onderwijs, zo stelde de directeur van de non-profitorganisatie, Ignasi Grau, woensdag in een interview met het Reformatorisch Dagblad. In steeds meer landen financiert de overheid naast het openbaar ook het bijzonder onderwijs.
Dat is een mooie ontwikkeling, want daardoor groeien de mogelijkheden voor (christelijke) ouders om kinderen het onderwijs te geven dat aansluit bij hun persoonlijke overtuiging en geloof.
Toch is er ook een andere kant, zo blijkt uit het onderzoek. Er is sprake van polarisatie rondom onderwijsvrijheid en een groeiende bezorgdheid over overheidsbemoeienis met het bijzonder onderwijs.
In Nederland is die tendens ook zichtbaar. Enkele jaren geleden bracht de Onderwijsraad een advies uit waarin staat dat de overheid duidelijkere –lees strengere– eisen moet stellen aan de vrijheid van onderwijs. De raad ziet „te vaak” dat scholen in hun lesmateriaal eerst invulling geven aan hun eigen identiteit en dat de waarden van de democratische rechtsstaat op de tweede plaats komen. Dat zou andersom moeten. Respect voor verscheidenheid, non-discriminatie, gelijke behandeling en verdraagzaamheid moeten vooropstaan. Pas daarna mogen scholen bezien of er ruimte in de les is voor de eigen visie of het eigen geloof.
Binnen linkse partijen gaan stemmen op om de vrijheid van onderwijs in te perken of zelfs af te schaffen. Bijzonder onderwijs zou een bedreiging vormen voor een open samenleving. Uit een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam van vorig jaar blijkt dat Nederlanders gelijkheid belangrijker vinden dan vrijheid van onderwijs.
Dergelijke geluiden verdienen een krachtig weerwoord. De vrijheid van onderwijs is juist een essentieel onderdeel van de Nederlandse identiteit en een van de belangrijkste verworvenheden van onze parlementaire democratie. Het is een manier om groepen met verschillende levensbeschouwelijke visies naast en met elkaar te laten leven.
Onderwijsinstellingen dwingen om dezelfde moderne visie te hebben op gevoelige en omstreden thema’s als huwelijk en seksualiteit leidt niet tot de gewenste cohesie en gelijkheid, maar tot juist tot frustratie en vervreemding.
Een staat die gelijkheid afdwingt brengt het tegenovergestelde van hetgeen hij beoogt, namelijk desintegratie. Een samenleving kan ten diepste niet zonder christelijke zeden. Om het met de woorden van de negentiende-eeuwse christelijke staatsman Groen van Prinsterer te zeggen: „Tegen de revolutie het Evangelie.” Pas dan is echt samenleven mogelijk.
Het Oidelrapport schudt alle beleidsmakers en belangenbehartigers wakker. De vrijheid van onderwijs is een onrustig bezit en dient daarom iedere keer opnieuw verdedigd te worden.