De herontdekking van de ziel
Door het modernisme verdwenen ziel en eeuwigheid uit beeld. De denkende mens in het hier en nu kwam centraal te staan. Momenteel keert het tij; de ziel is weer onderwerp van gesprek. Maar waarover gaat het dan precies?
Na jaren waarin de ziel een bedenksel uit voorbije eeuwen leek, buitelen de publicaties over dit onderwerp over elkaar. Januari 2020 publiceerde Arjan Plaisier, voormalig scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, ”Zorg voor de ziel”. In juni 2020 volgde ”Kijk op de ziel” van Martine Oldhoff. Ze is bezig met een proefschrift over de ziel; het boekje biedt de uitwerking van een lezing die ze hield op de generale synode van de Protestantse Kerk in november 2019. Filosoof Govert Buijs, hoogleraar maatschappelijke en economische vernieuwing aan de Vrije Universiteit Amsterdam, gaf op verzoek van de Protestantse Kerk een online college ”Eerherstel voor de ziel”, een korte kennismaking met een gelijknamig boek dat komend najaar moet verschijnen.
In de maand waarin Oldhoff voor de synode sprak, werd in Nijkerk een studiedag gehouden naar aanleiding van het boek ”En God zag dat het goed was”. In het debat kwam onder meer het ontstaan van de ziel in theïstisch-evolutionistisch perspectief aan de orde. Wanneer en hoe ontvingen de zogeheten pre-adamieten een ziel? Dr. Kees de Groot bepleit een herwaardering van de ziel in de zorg. Dat bleek bij zijn recente aantreden als bijzonder hoogleraar levensbeschouwing en geestelijke volksgezondheid met bijzondere aandacht voor de maatschappelijke aspecten.
Versluiering
De versluiering van de ziel begon met het centraal stellen van de ratio, door de filosoof Descartes. De moderne psychologie versmalde de ziel tot psyche. De breinwetenschap ging nog een stap verder en verlaagde spiritualiteit en emoties tot het resultaat van chemische hersenprocessen. In veel kerken werd het oude spreken over de ziel afgedankt als Grieks dualisme, met een onterechte scheiding tussen lichaam en ziel.
Het verbaast Govert Buijs niet dat vandaag weer over de ziel wordt gesproken. „Je kunt alles rationeel en materieel willen verklaren, maar de wijze waarop we het leven ervaren, laat zich niet verdringen. De afwijzing van religie ging samen met de opkomst van ideologieën als nieuwe zielsfenomenen. In de jaren 80 van de vorige eeuw kwam de New-Agebeweging op. Nu neemt ook binnen de kerk de aandacht voor spiritualiteit weer toe. De mens hééft een innerlijk met existentiële vragen en zoekt naar zin en betekenis. Dat is voor mij het essentiële van de ziel.”
Opvallend in publicaties over de ziel is de variëteit in benadering en definiëring. Buijs noemt de ziel het geestesoog waarmee de mens betekenis kan ontdekken in en geven aan het leven in al zijn facetten. „Dit onstoffelijke orgaan kan worden geoefend en gevormd, maar ook verwaarloosd en gesmoord. In tegenstelling tot Martine Oldhoff maak ik onderscheid tussen ik en de ziel. We zijn geen ziel, we hébben een ziel en kunnen die toespreken. Onze zeggenschap over de ziel is overigens beperkt. Wij kunnen proberen die te sturen, maar de ziel stuurt ook ons. Er is sprake van een complex tweegesprek, waarin de ziel soms tegenover het ik staat. „Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij”, zegt Paulus.”
Kwetsbaar
Tegenover de beroemde uitspraak „Ik denk, dus ik ben” van Descartes poneert de Amsterdamse filosoof: „Er wordt aan mij getrokken, dus ik ben.” „We worden niet alleen heen en weer getrokken door zaken van buitenaf, maar ook door innerlijke stemmen. De ziel is zo beïnvloedbaar en kwetsbaar dat we behoefte hebben aan een anker, in de brief aan de Hebreeën het anker der ziel genoemd.”
Buijs kan zich niet vinden in de opvatting dat het ontstaan van de mens door evolutie de ziel buitenspel zet. Waar in dat evolutionaire proces de ziel ontstond, vindt hij niet relevant. „Het gaat erom dat de mens ergens in dat traject een existentiële dimensie ontwikkelde die hem bewust maakt van een Partner die hem innerlijk aanspreekt. Kennelijk is Iemand of Iets op metafysische wijze bezig geweest om voor zichzelf een partner in het leven te roepen. Dan kom ik bij Genesis 1. De mens is letterlijk uit de klei getrokken om de lofzang te gaan zingen, of de weeklacht te uiten als dingen ontsporen. Als filosoof denk ik vanuit de menselijke ervaringen; langs die weg kom ik bij de openbaring. Omdat de ziel ons is gegeven als zeer persoonlijk oriëntatieorgaan in een verwarrende wereld, moeten we er goed voor zorgen. Daarom ga ik naar de kerk.”
Geheim
Psychiater en filosoof Hans Meissner is zeer content met de herwaardering van de ziel, maar kan niets met het ontstaan ervan door evolutie. De theorie van Darwin beschouwt hij juist als een belangrijke oorzaak van de verdrijving van de ziel uit het wetenschappelijke en kerkelijke denken. „De evolutietheorie is niet meer dan een reconstructie, ook nog een heel onwaarschijnlijke, van het ontstaan van de wereld. Reconstructies hebben het op voorhand in zich om achterhaald te raken. Ze passen bij het rationele denken zoals dat door Descartes is ingezet.”
Een positief punt van het postmodernisme is voor de reformatorische psychiater dat het geloof in denkkracht plaatsmaakt voor geloof in verbeeldingskracht. Daardoor kan gemakkelijker over de ziel worden gesproken, al valt het niet mee om die in woorden te vangen. „De ziel heeft iets van een geheim”, benadrukt Meissner. „Het is het kostbare geschenk dat de mens ontvankelijk en gevoelig maakt voor machten die veel groter zijn dan hijzelf, waardoor we soms worden vervuld met diep ontzag, geluk en verwondering. Of schrik. Een tweede aspect is dat de ziel alle facetten van het menselijk bestaan tot een eenheid smeedt. Hij doortrekt alles in ons en stijgt tegelijk boven ons uit. De ziel herinnert ons aan de zin van het bestaan. In het licht van de openbaring: er zijn uit, door en tot God, Die ons formeerde uit stof, de levensadem inblies en ons zo tot Zijn beelddrager maakte. Om Hem op aarde te representeren in onderlinge liefde en liefde en verantwoordelijkheid tot Hem, voorbestemd tot eeuwig leven. Waarbij we niet alleen moeten denken aan de mens als individu, maar ook aan de mensheid als geheel. We lezen dat God man en vrouw schiep.”
Orkest
Om dualisme te voorkomen, houdt Meissner de ziel graag dicht bij de mens als geheel. „God heeft ons tot een menselijke ziel gemaakt. Tegelijk zíjn we niet alleen een ziel, maar hébben we ook een ziel.”
Als hij moet kiezen tussen de mens als twee-eenheid van lichaam en ziel of drie-eenheid van lichaam, ziel en geest, geeft hij de voorkeur aan de laatste optie. „De ziel en de geest zijn voor mij als de concertmeester en de dirigent van een orkest. De concertmeester speelt met de anderen mee, maar zorgt daarnaast voor de samenstelling van het orkest, leidt het stemmen van de instrumenten en is het aanspreekpunt voor de buitenwereld. Daarin is hij beeld van de ziel. De dirigent brengt als de geest de muziek tot leven door alle onderdelen tot één klankgeheel te maken. Beide zijn overigens zo op elkaar betrokken, dat het bijna twee kanten van één medaille zijn. Vandaar dat de begrippen ziel en geest in de Bijbel door elkaar worden gebruikt. De reformatorische wijsbegeerte, die nog meer lagen in de mens onderscheidt, spreekt terecht over vervlechting.”
In navolging van de psychiater Alphonse Maeder, op wie hij promoveerde, probeert Meissner zielkunde en zielszorg te combineren in wat hij pastorale psychiatrie noemt. „In de gangbare psychiatrische en psychologische praktijk speelt de ziel geen rol. Menselijke verschijnselen die niet herleidbaar zijn tot het lichaam, worden vertaald in meetbaar gedrag. Vaak naar analogie van de eigenschappen en wetmatigheden van het meest geavanceerde gereedschap van dat moment. In de tijd van Freud was dat de stoommachine, in onze tijd is het de computer. Vandaar dat uitdrukkingen ontstonden als stoom afblazen en tot ontploffing komen, en moet je nu regelmatig je schijf leegmaken. Die materialisering had tot doel de complete werkelijkheid, inclusief ons mens-zijn, zonder God te verklaren.”
Met zijn proefschrift toonde hij aan hoe zinvol het is om de religieuze dimensie een plek te geven, zowel bij het vaststellen van de diagnose als in de behandeling. „Mijn ervaring is dat ook onkerkelijke mensen dat plezierig vinden. We zijn er niet door alleen datgene wat meetbaar is, vast te stellen. De mens is meer, dat voelt ieder intuïtief aan. Het is winst dat dit vandaag weer hardop kan worden gezegd.”