Het goede uit foute godsdienten benutten
Hij ziet geen golf van dubieuze spirituele technieken die het hulpverleningsland overspoelen. Alertheid blijft echter geboden, zegt psychiater dr. J. W. G. (Hans) Meissner. „Als een methode mensen van Christus afbrengt, zal ik die niet gebruiken.”
Meissner is ruim elf jaar werkzaam bij (een voorloper van) de Overijsselse ggz-instelling Dimence. Twee dagen per week is hij als psychiater verbonden aan een voormalig riaggteam, de overige dagen behandelt hij voornamelijk patiënten met chronische psychiatrische aandoeningen zoals schizofrenie.In 2003 promoveerde de psychiater en filosoof op Alphonse Maeder en diens pastorale psychiatrie. De relatie tussen geestelijke gezondheidszorg en religie boeit hem al vanaf zijn studententijd, zegt hij in zijn werkkamer aan de Vloeddijk in Kampen. Als jong student raakte hij in de jaren tachtig onder de indruk van de colleges van metableticus J. H. van den Berg. Deze toonde aan dat „de zorg vanaf Descartes gedespiritualiseerd was.”
Van den Berg bepleitte hernieuwde aandacht voor de levensbeschouwing van patiënten. Meissner: „Hij liet zien dat het niet onzinnig was dat psychiaters zich ook bezighouden met de godsdienst van hun patiënten om te zien hoe die doorwerkt in hun ziektebeeld. Dat was een eye-opener voor mij. In onze huidige postmoderne tijd is daarvoor meer oog dan voorheen.”
De toegenomen aandacht voor levensbeschouwing in de ggz springt voor Meissner meer in het oog dan de invloed van spirituele methoden of technieken. Als het bekendste voorbeeld van dat laatste noemt hij mindfulness. Deze ”geconcentreerde opmerkzaamheid” kreeg als een vorm van boeddhistische meditatie een plaats in onder meer cognitieve gedragstherapie.
Meissner vindt mindfulness een „zinvolle techniek. Het is niet meer en niet minder dan je concentreren op het hier en nu, zonder je druk te maken om wat er gisteren is gebeurd of morgen gaat gebeuren. Dat kan het stressniveau waaronder iemand leeft enorm verlagen.”
In hoeverre is mindfulness los te zien van zijn boeddhistische achtergrond?
„De boeddhistische achtergrond wordt soms sterk uitvergroot, maar deze techniek is in iets andere vorm al eerder toegepast. Ik ben opgevoed met de gedachte van de reformatorische wijsbegeerte: Wat goed is, is niet slecht, ook niet in foute levensovertuigingen. Zo kijk ik ook tegen mindfulness aan, als een ontspanningstechniek die een aantal menselijke wetmatigheden optimaal benut. Je hoeft er niemand bij aan te roepen.
Augustinus wijst erop dat de Israëlieten bij de bouw van de tabernakel gebruikmaakten van het goud uit de schatten van Egypte. Ze mochten dat benutten voor hun eigen godsdienst. En in het Nieuwe Testament lezen we dat het eten van vlees uit de afgodentempels niet verboden is. Vlees is vlees. Zo mogen wij ook het goede uit foute levensovertuigingen benutten, al snap ik mensen die zeggen dat je er voorzichtig mee moet zijn. Als het vlees je tot zonde brengt, eet het dan maar niet.”
Hoe komt het dat mindfulness uitgerekend in een boeddhistische context is ontstaan?
„Boeddhisme is ten diepste geen godsdienst, maar een soort levenskunst die ons bestaan enorm relativeert. Ze is bijna een soort Prediker, maar dan zonder God. De Prediker vraagt zich ook af wat zinvol is, maar eindigt ermee dat we ons moeten richten op de Heere. Het boeddhisme stopt waar volgens Prediker godsdienst juist begint.”
Zijn er vormen van hulpverleningstechieken waarvan u als christenpsychiater geen gebruik wenst te maken vanwege hun spirituele achtergrond?
„Er zijn diverse technieken en methoden die ik onverantwoord vind, maar dat heeft niet te maken met een spirituele context waarin ze zijn ontstaan. Zo wijs ik NLP, neurolinguïstisch programmeren, af. Deze methode gaat ervan uit dat de hersenen een computerprogramma zijn dat je kunt herschrijven: Ik kan wat ik wil, tsjakka. Onbegrijpelijk dat er christenen zijn die dat toepassen.”
In de verslavingszorg zijn twaalfstappenprogramma’s bekend die uitgaan van een hogere macht. Iedereen mag dat begrip voor zichzelf invullen. Verantwoord?
„Verslaafden hebben vaak het gevoel dat ze als een vis aan een haak hangen en er niet in slagen ervan af te komen. Ze ervaren dat ze daarvoor iemand anders, een hogere macht, nodig hebben. Niet voor niets is de vraag naar geestelijke verzorging in de verslavingszorg sterk aanwezig.
Ik kan me voorstellen dat mensen in die sector op zoek gaan naar een hogere macht en dat een methode daarop zinspeelt. Daarbij hoop ik uiteraard dat ze bij Christus terechtkomen. Hij kan werkelijk bevrijden van de slavernij van de zonde. Maar het is niet de taak van een hulpverlener daarop te wijzen.”
Als een christen onder de hogere macht God verstaat, kan hij in uw optiek dus zonder problemen van een twaalfstappenprogramma gebruikmaken?
„Hij moet het van Christus hebben. Als hij in dat besef deze methode gebruikt, zie ik daar geen bezwaar in. Tegelijkertijd zeg ik dat er in de kerk meer aandacht voor verslaving zou moeten zijn, want het is een veelvoorkomend probleem. De kerk zou op dat terrein veel meer kunnen betekenen, ook in de weg van de ambtelijke bediening.
Bidden voor verslaafden is niet genoeg. Maak aan de gemeente duidelijk dat je als ambtsdrager hulp wilt bieden aan gemeenteleden die worstelen met verslaving, zo concreet mogelijk, met een telefoonnummer erbij. Bid dan niet alleen met de ander, maar zoek ook samen naar concrete mogelijkheden om de routine van zijn verslaving te doorbreken.”
Dit is het zesde deel in een serie over spiritualiteit. Woensdag deel 7.