Schotse predikant Whyte zocht de katholieke puritein
Broeder Van Valen ontzegt Whyte de titel van ”laatste puritein”. De gronden waarop hij dat doet, overtuigen me echter niet. Whyte trok de grens van het puritein-zijn niet zo nauw mogelijk. Hij keek over grenzen heen.
Een paar kinderen bekijken een schilderij van een schip op volle zee. Plotseling is de lijst van het schilderij verdwenen en het schip levensecht en levensgroot geworden. De kinderen staan aan boord en proeven het zilte nat van het buiswater. Zo opent ”De reis van het drakenschip” van C. S. Lewis en daaraan moest ik denken toen ik het artikel ”Whyte en zijn passie voor de oecumene van het hart” van Leen J. van Valen las (RD 7-1). Daarin geeft deze broeder opnieuw een interessant kijkje in de kerkgeschiedenis. Ditmaal via de man die ook wel de ”laatste puritein” wordt genoemd: Alexander Whyte.
Whyte komt er echter niet zo goed vanaf. Volgens de auteur was hij eigenlijk helemaal geen puritein. Deze Schot had een opvallend „gebrek aan onderscheidingsvermogen”, wat tot uiting kwam in zijn „onverschillige en onkritische” aanvaarding van de Schriftkritiek.
Dit is een scherp oordeel, maar Van Valen laat niet zien of hij Whyte hiermee recht doet. Had deze wellicht ook (goede) argumenten om literair en historisch onderzoek van de Schrift niet op voorhand af te wijzen?
Een tweede reden waarom deze Schotse predikant niet thuishoort in de kring der puriteinen ligt in de sympathie die Whyte had voor John Henry Newman. Hij correspondeerde zelfs met hem! Maar deze Engelse kardinaal had een mystieke spiritualiteit, zo weet de auteur, die Newman en Böhme in één adem noemt.
Mysticus?
Dit is een verhaal met een baard. Vanaf de 19e eeuw wordt vooral vanuit kringen van dissenters en evangelicals rond Newman een mist van mystiek gedrapeerd. Al in een eerder boek nam Van Valen dit over, kennelijk zonder zich af te vragen of hier misschien sprake is van theologische oorlogsretoriek. Ook dr. O. Noordmans geloofde aanvankelijk in die roddel. Noordmans, die zich zeer verwant voelde met de puriteinen, was bang voor Newman. In diens mystiek zou de oordeel- en genadesprekende Christus plaats moeten maken voor een geheimzinnige maar zwijgende Kracht.
Noordmans kwam op andere gedachten toen hij eindelijk zelf Newman ging lezen, zo heb ik in mijn dissertatie aangetoond. In 1951 schrijft Noordmans: „Bij Newman – net als bij Paulus – komen Christus en de apostelen uit de lijst van de Evangeliën naar voren.” Hij bedoelt: bij Newman blijft het Evangelie niet een tafereeltje waar je alleen maar naar kijkt. Het wordt een levende werkelijkheid waarin je eigen tijd wordt opgenomen en jijzelf op het spel komt te staan – precies zoals bij die kinderen en het schilderij van het drakenschip. Een punt dat opvallend genoeg raakt aan de kritiek die prof. dr. W. van Vlastuin heeft op ”Het onfeilbare Woord” uit de Semper Reformanda-reeks (RD 7-1).
De gereformeerde theologie wordt er niet minder op als ze deze kardinaal gaat lezen, was Noordmans’ overtuiging. Raakte hij dan ook in de mystieke wolk rond Newman het spoor bijster? Zo dramatisch is het gelukkig niet. Er zijn veel nevels rond Newman gefantaseerd, maar Noordmans ontdekte dat die verwaaien zodra je diens werk gaat lezen.
Dat zal ook de ervaring van Whyte zijn geweest. Het was zijn vrouw, Jane Elizabeth Barbour, die in 1881 de correspondentie met Newman begon. Deze is terug te vinden in ”The Letters and Diaries of John Henry Newman”, deel 30. Toen Jane en Alexander drie maanden getrouwd waren, stuurde zij Newman een brief waarin ze guitig klaagt dat haar man zoveel over Newman praat. „Uw boeken staan op de plank die het dichtst bij zijn bureau hangt en ze worden het meest geraadpleegd”, schrijft ze dankbaar.
Later neemt Alexander de correspondentie over. Die is hartelijk maar heeft inhoudelijk niet zoveel om het lijf. Mogelijk is de correspondentie voortijdig afgebroken nadat Newman zich in de brief van 2 januari 1884 heeft geëxcuseerd voor zijn slechte handschrift en heeft opgemerkt dat hij de kracht om een pen vast te houden bezig is te verliezen.
Katholieke puritein
Broeder Van Valen ontzegt Whyte dus de titel van ”laatste puritein”. De gronden waarop hij dat doet, overtuigen me niet. Whyte trok de grens van het puritein-zijn niet zo nauw mogelijk, om zich vervolgens daarachter terug te trekken. Hij keek over grenzen heen.
Zo ontdekte Whyte dat het puriteinse erfgoed bij Newman voortleefde in het historische verband waar het geestelijk thuishoort: de wereldwijde Rooms-Katholieke Kerk. Ook in die kerk worden zondaars aan boord van het Evangelie gebracht. In een sober en gehoorzaam leven dat zich onderweg weet naar het eeuwige leven wordt al iets van die heerlijkheid geproefd. Whyte kón dit alles bij Newman herkennen omdat hij kwade geruchten over hem niet voetstoots geloofde, maar zelf het werk van Newman las.
De auteur is als predikant verbonden aan de hervormde gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Hij promoveerde op een onderzoek naar Noordmans en Newman.