„Minder aandacht voor bekering bij evangelischen”
De evangelische beweging is in twee generaties sterk veranderd. Niet alleen staat bekeringsdrang minder op de voorgrond, ook wordt het verschil met de traditionele protestantse kerken kleiner. „Er is minder sprake van hele bijzondere dingen, zoals knielen op de Dam in Amsterdam.”
Laura Dijkhuizen-Gast (49) staat misschien wel model voor de ontwikkeling van de evangelische beweging. Ze groeide op in een synodaal gereformeerd gezin, volgde in de jaren 80 van de vorige eeuw een Bijbelschool en schaamde zich er niet voor om in de trein of de bus wildvreemden aan te spreken met de vraag of ze Jezus al hadden aangenomen. Op latere leeftijd ging ze op universitair niveau theologie studeren. Tegenwoordig is ze docent aan het Evangelisch College in Zwijndrecht, auteur van boeken en spreekt ze voor diverse doelgroepen.
Dijkhuizen is een van de auteurs van het boek ”Typisch evangelisch” (uitg. Ark Media), dat volgende maand verschijnt. Deze studie zet ontwikkelingen in de recente geschiedenis van de evangelische beweging in perspectief. Dat Dijkhuizen bijdraagt aan het boek illustreert eens te meer dat ook onder evangelische christenen de fase van zelfevaluatie is aangebroken. Dijkhuizen: „Deze tijd vraagt daarom. We komen vanuit het modernisme, waarin je ontwikkelingen kon duiden vanuit je eigen wereldbeeld. In het postmodernisme lukt dat niet meer. Dat bleek ook in de aanloop naar de verkiezingen van deze week. Heel veel mensen hebben zich afgevraagd: Waar sta ik voor?”
ChristenUnie
Om even bij de verkiezingen te blijven: de ontwikkelingen binnen de ChristenUnie illustreren volgens Dijkhuizen wat er gaande is in de evangelische beweging en aanverwante groepen. „De RPF, een van de voorlopers van de ChristenUnie, werd opgericht door mensen die de koers van de ARP, een voorganger van het CDA, te links vonden worden. Maar nu zie je dat de ChristenUnie traditioneel linkse thema’s als gerechtigheid en het milieu oppakt.”
Met de inhoudelijke aanpassingen veranderde ook de cultuur van de ChristenUnie van strak gereformeerd naar losjes evangelisch. Een parallelle ontwikkeling signaleert Dijkhuizen bij de evangelische beweging en bij een deel van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV). „Je ziet de laatste twintig jaar dat traditionele protestanten losraken van hun roots en evangelischer worden, terwijl evangelischen minder vasthouden aan het scherp omlijnde gedachtegoed van vroeger.”
Waar het kenschetsen van iets als ”typisch evangelisch” twee generaties geleden stond voor „hippiechristenen die met vlaggen stonden te dansen en er een rare boel van maakten”, is het beeld van wat wel en niet evangelisch is vandaag de dag minder helder, zegt Dijkhuizen. „Ik heb nog meegedaan met knielen op de Dam in Amsterdam, om het nieuwe jaar ‘in te bidden’. Dat soort aparte dingen zie je nog maar weinig. Evangelischen willen zich minder op deze manier onderscheiden. Ik waarschuwde mijn kinderen nog voor bepaalde boeken, films en muziek, bijvoorbeeld omdat een bepaalde film duivels zou kunnen zijn. Dat kom je hier en daar nog wel tegen, maar zoiets past niet meer in het denkpatroon van een gemiddelde evangelische christen.”
Wereldbeeld
Waar evangelischen ooit wereldmijdend waren en zich opsloten in hun eigen ‘ecosysteem’, staan de deuren naar de samenleving nu wijd open. Het wereldbeeld is veranderd, concludeert Dijkhuizen. „Een voorbeeld daarvan vormt de muziekcultuur. Aanvankelijk stond de bundel met Opwekkingsliederen synoniem voor de evangelische liederenkeuze. Maar op de EO-Jongerendag zie je nu dat de popcultuur overheerst. We hebben er in ons boek een hoofdstuk over opgenomen. Daarin wordt de karakterisering ”Christ meets Coldplay” gebruikt. Coldplay is een onder christelijke jongeren populaire, seculiere Britse rockband.”
Dat evangelische jongeren erin slagen om niet-christelijke vrienden mee te krijgen naar de EO-Jongerendag wil Dijkhuizen graag geloven. Die zullen zich er thuis voelen, denkt ze. Maar van de drang die ze in haar eigen jeugd had om anderen tot bekering te brengen, merkt ze bij de jongeren van nu weinig meer. „Wij probeerden belangstellenden zover te krijgen dat ze een zondaarsgebed gingen opzeggen. Als dat gebeurde, was de reactie: „Yes, we hebben weer iemand die zijn hart aan Jezus heeft gegeven.””
Bekering
Met het binnendringen van de ‘wereld’ enerzijds en anderzijds de invloed van mensen die uit traditionele kerken de overstap maken naar evangelische gemeenten lijkt onder evangelischen de nadruk op persoonlijke bekering te verdwijnen. Dijkhuizen: „Overstappers uit andere kerken zijn al gelovig. Vroeger was je pas bekeerd als je een persoonlijke relatie had met God, als je bij wijze van spreken dagelijks de stem van Jezus hoorde. Die scherpe randjes zijn ervanaf. Wat gebleven is, is de aandacht voor geloofsbeleving en blijdschap.”
Het verwijt vanuit reformatorische kerken dat evangelische christenen te gemakkelijk of te veel vanuit de mens denken over bekering, vindt minder weerklank bij evangelischen, meent Dijkhuizen. „Dat hel en hemel een werkelijkheid vormen, staat steeds minder op de voorgrond in preken en publicaties. Ik denk dat in de breedte van het westerse christendom de overtuiging groeit dat je in de seculiere samenleving mensen niet meer kunt overtuigen van de noodzaak van bekering. Dat komt onder andere doordat je niet altijd meer terug kunt vallen op een gedeeld waarden-en-normenpatroon.”
In plaats van naar bekering gaat de aandacht onder evangelischen in de praktijk meer uit naar andere dingen. „Een christelijke levensstijl krijgt veel aandacht, bijvoorbeeld door de nadruk te leggen op de zorg voor de naaste en voor de schepping. Wat dat betreft zie je overigens grote verschillen. De een leeft minimalistisch, uit bezorgdheid over zijn ecologische voetafdruk. De ander meent dat al het goede hem gegeven is door de Vader, en geniet daar volop van.”
Dijkhuizen denkt niet dat de noodzaak van bekering helemaal uit het evangelische gedachtegoed verdwijnt. Maar in plaats van dat dit hét kenmerk van de evangelischen vormt, wordt het een van de facetten. „Om het in beeldspraak uit te drukken: vroeger was je óf op de brede weg naar het verderf of op de smalle weg naar het behoud. Nu kun je nog wel op weg zijn naar het behoud, maar ieder kiest zijn eigen smalle paadje daarnaartoe. Dat is de postmoderne invulling van evangelisch zijn.”
De nuancering van het eigen gedachtegoed leidt volgens Dijkhuizen tot nog een opvallende ontwikkeling: de visie op de doop verandert. „De eis dat iemand als volwassene gedoopt moet zijn, staat niet meer rechtovereind. Er is sprake van een bezinning op de overdoop. Ik vermoed dat er daarnaast ruimte komt voor de kinderdoop. Als praktisch theoloog vind ik dat heel interessant. Want zo’n verandering roept vragen op over de visie op doop en verbond.”
Leiderschap
Een van de deelgebieden waarnaar Dijkhuizen onderzoek deed, zijn veranderingen in de leiderschapscultuur in de evangelische beweging. „Tussen pakweg 1960 en 1985 hadden leiders een gezagspositie. Wat zij zeiden, gebeurde. Daarna kwam de nadruk te liggen op gemeentegroei. Leiders werden in die periode beoordeeld op de mate waarin hun gemeente groeide. Na de eeuwwisseling kwam het accent te liggen op presentie: de leider als onderdeel van de gemeenschap. Nu zie je een verschuiving optreden naar participatie: het stimuleren van het maatschappelijk actief zijn als christenen.”
Met het verleggen van de focus buiten de eigen gemeente, kwam er een beweging op gang van het zoeken naar contacten met andere geloofsgemeenschappen. De Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten en aanverwante organisaties zoals MissieNederland haalden de afgelopen jaren de banden aan met de Protestantse Kerken in Nederland (PKN), de Rooms-Katholieke Kerk, de Raad van Kerken en de Nederlandse Zendingsraad. „Eerder hielden evangelischen afstand tot alles wat tussen hen en God in kon staan. Vrijzinnig protestanten en rooms-katholieken werden nauwelijks als christenen gezien. Op het gebied van het belijden gaapt er hier en daar nog steeds een kloof. Maar op relationeel niveau is er sprake van grote veranderingen.”
Afhakers
De laatste tien jaar is er in de evangelische beweging ook aandacht voor afhakers. Dijkhuizen ziet dat mensen overstappen naar PKN-gemeenten, omdat die qua cultuur opgeschoven zijn in de richting van evangelische gemeenten. Anderzijds is er ook een groep die het definitief voor gezien houdt. „Vroeger waren er veel nominale christenen die uit gewoonte naar de kerk gingen. Nu zijn we zover gekomen dat je ervan uit kunt gaan dat degenen die zich op zondagmorgen uit hun bed worstelen, de kerk serieus nemen.”
Als die fanatiekelingen hun bed niet meer uit komen om gered te worden, waarvoor komen ze dan nog wel naar de samenkomst? „Omdat je verlangt naar verbinding met God en andere mensen. Of om inspiratie op te doen om de rest van de week uit je geloof te leven. Samen zijn rond zingevingsvragen is iets wat de kerk kan bieden in deze geseculariseerde wereld. Waar het vroeger draaide om geloof, gedrag en groep, is het nu eerst de groep, dan het gedrag en ten slotte geloven. In mijn eigen omgeving heb ik gezien dat mensen bij de kerk wilden gaan horen en geleidelijk gingen geloven. Dat vind ik belangrijk: het samen vieren dat God goed is en ontdekken wat dat voor ons betekent.”