Promovendus Fokko Omta: Zonde is het doel van je ware zelf missen
Moderne mensen hebben steeds meer moeite met het geloof in een persoonlijke God. Promovendus Fokko Frederik Omta wil daarom inzetten op zonde als „spirituele zelfverloochening.”
Ds. Omta (1956), protestants predikant in Nieuwe Niedorp (Noord-Holland), promoveert donderdag in Amsterdam op het proefschrift ”Sin: against Whom or against What?” (uitg. KokBoekencentrum, Utrecht). Daarin zet hij uitgebreid de zondeleer uiteen zoals die zich in de christelijke kerk heeft ontwikkeld. Scharnierpunten zijn de kerkvader Aurelius Augustinus en de filosoof Friedrich Schleiermacher, vertegenwoordigers van het orthodoxe en moderne (liberale) zondebegrip. Omta eindigt met beschouwingen over newageschrijvers uit de Verenigde Staten en het werk van twee „giganten” in de moderne theologie: Karl Barth en Paul Tillich.
In newagekringen is de neiging om God en de mens, of liever het goddelijke en menselijke, zeer nauw op elkaar te betrekken. Men heeft ook een hoge verwachting van het „menselijk potentieel.” Bij Barth is zonde vooral „traagheid”, het achterblijven bij wie je in Christus reeds bent. Bij Tillich is zonde ten diepste vervreemding van jezelf.
Het begrip zonde is in een crisis geraakt, constateert de promovendus in zijn proefschrift. „Het raakt op de achtergrond, want: zo slecht zijn we toch niet? In de liturgie van de Protestantse Kerk in Nederland is de wekelijkse zondebelijdenis afgezwakt of grotendeels vervangen door het Kyriegebed: „Heer, ontferm u onzer”.”
Ds. Omta stelt een nieuwe benadering van het zondebegrip voor die tegemoet komt aan mensen die niet in een persoonlijke God geloven. Hij herdefinieert zonde als „spirituele zelfverloochening.” „Zonde is niet gericht tegen een buitenaards Opperwezen, maar keert zich tegen het meest wezenlijke in jezelf. Het is een vorm van spirituele luiheid of traagheid, verwaarlozing van je eigen geest en ziel.”
Ontkleed je daarmee niet het klassieke begrip van zonde als opstand tegen een persoonlijke God?
„Nee, ik zet er iets naast. Want ik probeer tegemoet te komen aan gelovigen die om welke reden dan ook niet meer in een persoonlijke God kunnen geloven. Zij hebben ook hun zonde. Het vernieuwende van mijn concept is dat ik met de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer zonde niet verbindt met het zwakke in de mens, maar juist met zijn kracht, het verhevene. De mens is ten diepste geest, geschapen naar het beeld van God. En zijn geest is de aanwezigheid van iets van God in de mens. Dáárop richt zich mijn nieuw geformuleerde zondebegrip.”
Is de zonde niet ten diepste zelfhandhaving, waarop genade hét antwoord is?
„De dichter Willem Barnard zegt dat wie alleen aan zichzelf vastzit, uiteindelijk de mist in gaat. Zonde is vasthouden aan je eigen belangen, zodat je jezelf niet meer kunt oriënteren op het geheim dat we ”God” noemen. Dat gaat ten koste van de identiteit van de eigen ziel. De kwestie van genade komt als onderzoeksvraag niet aan bod in mijn proefschrift. Het gaat mij erom dat de diepste grond van de mens –zijn geest en ziel– weer in contact komt met God en dat de moderne mens daarin de weg gewezen wordt.”