Reformatie bleef niet beperkt tot Duits universiteitsstadje
De Reformatie begon in het klein toen Maarten Luther in 1517 in Wittenberg zijn 95 stellingen publiek maakte. De Reformatie bleef echter niet beperkt tot het Duitse universiteitsstadje, maar groeide snel uit tot een internationale gebeurtenis. Hoe is dat te verklaren?
Daarover ging het donderdag op het internationaal symposium ”Dynamics in the international reception of the Reformation” in Kampen. De bijeenkomst was georganiseerd door de hoogleraren dr. Sabine Hiebsch van de Theologische Universiteit Kampen en dr. Eveline van Staalduine-Sulman, hoogleraar receptiegeschiedenis van de Hebreeuwse Bijbel aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Hoe konden Luthers geschriften en ideeën zo’n internationale dynamiek veroorzaken? Hoe kon de Reformatie, als beweging van verzet tegen de kerk en de traditionele autoriteiten, zo’n aansluiting vinden bij vormen van spiritualiteit en wetenschapsbeoefening en zo’n stempel zetten op het Europese denkklimaat?
Hebreeuws
Dr. Hiebsch, bijzonder hoogleraar op de Kooiman-Boendermakerleerstoel voor Luther en de geschiedenis van het (Nederlandse) lutheranisme in Kampen, vertelde waarom het symposium in drie blokken was verdeeld. Omdat de Reformatie uitdrukkelijk teruggreep op de bronnen, vooral de Bijbel, zou in de twee lezingen van het eerste blok de verhouding tussen de Reformatie en de Joodse traditie worden belicht.
De Amerikaanse hoogleraar dr. Stephen G. Burnett (universiteit van Nebraska-Lincoln) vertelde in de eerste lezing dat de wens van Luther om het Oude Testament in de grondtaal te lezen, voortkwam uit het principe van het ”sola scriptura” (de Schrift alleen). Aansluitend bij de belangstelling voor het Hebreeuws en Joodse bronnen werden juist in die tijd veel Joodse boeken uitgegeven.
Luther zag de kennis van het Hebreeuws als voorwaarde voor een beter begrip van de Bijbeltekst. In de loop van zijn leven werd Luther echter toenemend negatief en polemisch ten opzichte van de Joodse traditie. Hij waarschuwde voor de rabbijnen: zij zouden geen neutrale informatiebronnen zijn en hun uitleg was een reflectie van hun leugenachtigheid en verzet tegen God en daarom vreemd aan het christelijk geloof en afkeurenswaardig.
VU-hoogleraar dr. Van Staalduine-Sulman gaf in haar referaat de positieve belangstelling en waarderende reacties weer voor Joodse bronnen. Er zijn vele voorbeelden van 16e-eeuwse theologen die Joodse commentaren volop gebruiken vanwege de kennis van Bijbelse talen en gewoonten, aldus Van Staalduine, zoals de offerdienst. Volgens haar is de waardering van het Hebreeuws en het Aramees groter geweest binnen het protestantisme dan in het katholicisme.
Prof. dr. Christine Kooi (Louisiana State University, VS) betoogde dat de gereformeerden in de Nederlandse Republiek weliswaar invloedrijk waren, maar niet die overweldigende meerderheidspositie innamen zoals vaak wordt voorgesteld. Volgens haar waren de gereformeerden getalsmatig zelfs een minderheid. De Gereformeerde Kerk was geen staatskerk, maar hooguit een bevoorrechte kerk die wel erg zichtbaar was. De overheid liep niet aan de leiband en ook deze kerk moest haar positie en invloed bevechten.
Prof. Hiebsch belichtte de rol van de lutheranen als minderheidsgroep in de Nederlanden. Anders dan in overwegend lutherse landen als Duitsland en de Scandinavische landen, ontwikkelden de luthersen in Nederland een „overlevingsstrategie.” Als voorbeeld noemde zij een fragment uit de toespraak bij de inwijding van de Oude Lutherse Kerk aan het Spui in Amsterdam. Bij die gelegenheid werd enerzijds de vreugde benoemd dat de luthersen in de Republiek zichtbaar aanwezig mochten zijn door een eigen lutherse kerk. Meteen werd echter benadrukt dat de kerk geen uiting was van een soort Lutherverering, maar dat het bedehuis een gewone christelijke gemeente huisvestte. Dit voorzichtig manoeuvreren –door prof. Hiebsch „strategische pendelbeweging” genoemd– vindt zij kenmerkend voor de Nederlandse lutheranen, die geen aanstoot wilden geven.
Veluanus
In het derde blok belichtte dr. Amy Nelsen-Burnett (universiteit van Nebraska-Lincoln) dat „de beeldvorming en framing” van Erasmus bijstelling behoeft, omdat de invloed van Erasmus op met name de sacramentsopvattingen van veel reformatoren veel groter was dan gedacht.
Prof. Erik de Boer bepleitte in zijn referaat een andere „framing” van Joannes Anastasius Veluanus. De Veluwse reformator was volgens hem beslist geen voorloper van het remonstrantisme, maar voluit gereformeerd, getuige zijn geschriften, vooral zijn bekendste boek ”Der Leken Wechwyser”.