Getuigenis
Johannes 14:16
„En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid.”
De Geest zal niet wijken van hen die Zijn werkzaamheid in anderen zo hoog schatten, op prijs stellen en waarderen. Hierdoor zullen wij aan God en Zijn genade een getuigenis geven, tegen de vervloekte onheiligheid van de wereld, die deze enige middelen van behoud verwerpt en veracht. Want als alle andere hulpmiddelen tekortschieten, als God een volk of een kerk niet geheel verlaten wil, dan wijst Hij ons dit gestadig aan als de enige weg tot de behoudenis daarvan (Jeremia 31:31-33; Ezechiël 11:17-19; 36:25-27). Dit middel versmaadt en verwaarloost de wereld. Hierom kunnen wij geen groter getuigenis aan God geven, dan daarin met geloof en geduld te volharden, terwijl we de verwijten van de wereld daarover verachten. Onze plicht is dat wij in het werk van de hervorming zelf voorbeeldig arbeiden, om het daardoor onder anderen voort te zetten.
Laten wij betuigen en vermanen zoveel wij willen. Tenzij wij in onze eigen personen blijk geven van de noodzakelijkheid van een reformatie, zullen we weinig toebrengen tot de bevordering ervan. Op vele plichten kan men zich met meer ijver toeleggen. Vele oorzaken van ergernis kunnen vermeden worden.
John Owen, predikant te Fordham (”Gods gewone handelingen met zondige landen en kerken”, 1916)