Japke-d. Bouma: In je kracht staan, hoe moet dat?
Politicus of makelaar, schooldirecteur of manager – iedereen moet bij Japke-d. Bouma op zijn woorden letten. Wie niet uitkijkt, wordt op de vingers getikt. „Ik ben zoals dat jongetje dat langs de kant van de weg staat en roept: „De keizer heeft geen kleren aan.””
Eindelijk iemand die begrijpt hoe wij ons voelen, iemand die de vloer aanveegt met de dikdoenerige taal van politici, managers, docenten en adviseurs. Dat is de globale teneur van de honderden reacties die Japke-d. Bouma wekelijks op haar kantoorcolumns in NRC Handelsblad krijgt.
”Ga lekker zélf in je kracht staan”, de titel van een van haar boeken, is mensen uit het hart gegrepen. En daarom kloppen ze op Twitter massaal met hun vragen en problemen bij haar aan. Zij weet hoe je zweverigheid aan de kaak moet stellen, zij geeft je het gevoel dat je niet de enige bent die lijdt onder de vage bezweringsformules van managers.
Japke-d., wat is dat voor naam?
„Die ”d” herinnert aan mijn Friese grootmoeder, Doutzen. Ik heb nooit begrepen waarom mijn ouders mij niet naar haar genoemd hebben. Een tijdlang heb ik ”Japke D. Bouma” geschreven, zoals mensen met kapsones doen. Na het overlijden van mijn grootmoeder, in 1994, heb ik er een kleine letter van gemaakt. Zo’n symbolische, kleine ”d”, die overal tussen past en die ik altijd bij me kan dragen.”
Zet u de regels graag naar uw hand?
„Afwijken van wat iedereen doet en zegt, dat probeer ik wel. Ik ben het liefst dat jongetje dat langs de kant van de weg staat en roept: „De keizer heeft geen kleren aan”. Je mag zelf weten hoe je je naam schrijft, en ik vind die kleine d ook grafisch mooi. Maar ik krijg natuurlijk vaak commentaar: „Jij wijst ons voortdurend op jeuktaal, en dan kom je zelf met zo’n jeuknaam!” Weet je wat het is, ik heb altijd veel kritiek op iedereen – met die kleine d en die punt en dat streepje geef ik mensen de mogelijkheid om ook eens wat terug te zeggen.”
”Jeuktaal”, hebt u dat woord zelf verzonnen?
„Ik heb het niet zelf bedacht, maar ik denk wel dat ik het bekender heb gemaakt. Het geeft precies het gevoel weer dat je bij bepaalde woorden en uitdrukkingen kunt krijgen. Bijvoorbeeld ”in je kracht staan” of –nog erger– ”in je kracht komen”. Dat is een uitdrukking waar je een beetje iebelig van wordt, waarvan je het gevoel krijgt dat er iets over je rug siddert. Te vaag, te zweverig. Je krijgt er jeuk van.”
En daarom stelt u vage taal graag aan de kaak?
„Dat niet alleen. Ik vind het fascinerend als in bepaalde sectoren van de maatschappij een bepaalde taal ontstaat die iedereen ineens gaat gebruiken. Mensen willen nu eenmaal graag bij de groep horen. Je ziet het overal, in de politiek, in bedrijven, op scholen, in de rechtspraak, zelfs op de huizenwebsite Funda. Iedereen praat elkaar na.”
Wat zeggen ze dan op Funda?
„Daar hebben ze het over waterpartijen –als ze een vijvertje bedoelen– en zwevende toiletten. En ze gebruiken zinnen als: ”Via de hal bereikt u de ruime living”. Heel amusant om te lezen. Al denk ik meteen, juist door dat taalgebruik: Met die ruime living zal het wel tegenvallen.”
En in het onderwijs?
„Daar gaat het over ”21th century skills”, waarbij kinderen niet gewoon ”leerling” zijn, maar ”eigenaar van een leerproces”. Ik vind het afschuwelijk dat je tegen een kind van vijf zegt dat het ”niet voldoende zijn rol pakt”, en dat dat ook in schoolrapporten komt te staan. En je wilt niet weten hoeveel ouders zich in dat gevoel herkennen, als ik erover schrijf. Zulke taal belemmert volkomen het zicht op de dingen die écht belangrijk zijn.”
Veel mensen zijn dol op Engelse termen.
„Snap ik ook niet. Waarom zou je het over een ”mieting” hebben, als het gewoon de zoveelste muffe vergadering in een hokje blijkt te zijn? Waarom over ”content” praten? Dat is een containerbegrip dat overal op kan slaan. Wat is de inhoud van die ”content”? Daar gaat het toch om?”
Moet taal altijd simpel en duidelijk zijn?
„Niet altijd. In bijvoorbeeld literaire en religieuze taal zijn andere dingen van belang. Dan gaat het om ritme, woordvolgorde, gelaagdheid. Ik ben al lang geleden van mijn geloof gevallen, maar ik houd nog altijd van de Bijbelvertaling van 1951, waarmee ik opgegroeid ben. Die is veel mooier dan nieuwere vertalingen.”
Wat is er mis met nieuwere vertalingen?
„Ze houden bijvoorbeeld te weinig rekening met het ritme van de taal. Neem 1 Korinthe 13, het hoofdstuk over de liefde: „Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij.” Dat citaat had ik ooit in een column gebruikt, en toen had de corrector het veranderd in: „Zij gelooft alles, zij hoopt alles, zij verdraagt alles”. Vreselijk. Nieuwe Bijbelvertalingen willen ook vaak te simpel zijn. Daardoor verlies je als lezer het gevoel van mystiek en ruimte voor meerdere interpretaties. Juist daarin onderscheidt religieuze taal zich van de taal van de werkvloer.”
Welke regels gelden er dan op de werkvloer?
„Heldere taal spreken. Op de werkvloer hebben mensen geen behoefte aan mystiek gedoe met ”eigenaarschap tonen” en ”een stip op de horizon zetten” en ”sturen op kwaliteit” en ”transparantie in de besluitvorming”. Dat is taal van managers die niet weten wat ze willen en geen benul hebben van wat ze zeggen.”
Waarom is dat erg?
„Omdat mensen daar heel veel last van hebben. Hoezo ”borgen van kwaliteit”? Wat voor kwaliteit dan, en hoe moet dat dan beter, en waar worden de medewerkers op afgerekend? En hoezo ”400 miljoen ombuigen”, bedoel je dat er hard bezuinigd moet worden, en op welke dingen dan precies?”
Managers spreken nu eenmaal in zulke termen.
„Je kunt natuurlijk denken: Laat die managers lekker leuteren, ze weten niet beter en ze doen geen kwaad. Maar ze doen wél kwaad. Dat besef ik sinds ik erover schrijf en twitter en enorm veel reacties van mensen krijg. Dit soort gemakzuchtige taal versluiert waar het om gaat. Mensen weten niet wat ze precies moeten doen, wat er precies van hen verwacht wordt. Ze lijden eronder. Daarom ben ik extra streng voor managers. En voor politici, want in de politiek is het ook héél erg.”
U leest mensen die ‘jeuktaal’ gebruiken graag de les.
„Soms ontkom je er niet aan om een preek te houden. Mensen gebruiken vage taal omdat ze zichzelf belangrijk willen maken, omdat ze willen verbloemen dat ze eigenlijk niet weten waar ze het over hebben, of omdat ze iets willen verbergen. Al die redenen vind ik ongeoorloofd.”
Waarom is het moeilijker om de dingen eenvoudig te zeggen?
„Hoe simpeler de taal is die je gebruikt, hoe meer mensen er zomaar doorheen kunnen prikken. Heldere taal dwingt je dus om beter na te denken.”
Wat is erger, vage taal of een verkeerde spelling?
„Spelfouten vind ik een stuk minder erg dan vage taal. In mijn werk als eindredacteur moet ik er natuurlijk wél op letten. En als ik een tekst lees die wemelt van de fouten, neem ik de schrijver ervan echt niet serieus. Maar ik ben geen taalnazi.”
Taalnazi’s zijn kennelijk geen aardige mensen.
„Ik heb fans die dat zijn. Die vallen over elke letter die verkeerd staat, en als ik zelf een fout maak krijg ik ze allemaal tegelijk op m’n dak. Maar voor mij gaat het daar niet om, bij taal. Spelling is niet het allerbelangrijkste. Achteloze taal, taal waar mensen last van hebben, daar wind ik me over op.”
Japke-d. Bouma
Japke-d. Bouma (1970) is eindredacteur en columnist bij NRC Handelsblad en nrc.next. Haar columns over taal en over het kantoorbestaan werden gebundeld in zes boeken: ”Gids voor de kantoorjungle” (2013), ”Survivalgids voor de kantoorjungle” (2015), ”Uitrollen is het nieuwe doorpakken” (2016), ”Ga lekker zélf in je kracht staan” (2017), ”Werken doe je maar thuis” (2018) en ”Mag ik even iets tegen je aanhouden?” (2018).