Curatorium GG vergadert weer: hoe gaat dat in zijn werk? En hoe zit het in andere kerken?
Het curatorium van de Gereformeerde Gemeenten (GG) houdt maandag tot woensdag zijn jaarlijkse toelatingsvergadering. Veel ogen zijn dan op Rotterdam gericht. Waarom? En hebben andere kerken ook een curatorium?

Het curatorium van de GG laat nieuwe predikanten toe?
Formeel niet. Het curatorium laat toe tot de opleiding voor predikanten, de Theologische School aan de Rotterdamse Boezemsingel. De classis –een regionale vergadering van gemeenten– beslist over toelating tot het predikantschap, volgens artikel 4 van de in de GG geldende Dordtse Kerkorde.
Het curatorium, dat bestaat uit zes predikanten en drie ouderlingen, beslist verder over preekbevoegdheid, halverwege de studie. Aan het einde daarvan vindt het preparatoir (voorbereidend) examen plaats, waarop het curatorium besluit over beroepbaar stellen. Na het aannemen van een beroep naar een gemeente wordt de kandidaat door de classis toegelaten tot het ambt van predikant. Dat examen wordt peremptoir (beslissend) genoemd.
Het woord curatorium komt van het Latijnse ”curare”: zorgen. Zo’n commissie ziet toe op een onderwijsinstituut, in dit geval de Theologische School. Curatoren zijn daarom ook aanwezig bij toetsen en gaan over lesstof en aanstellingen op de school.
Hebben alle kerken in reformatorische kring zo’n curatorium?
Ja en nee. Alle kerken hebben een commissie die gaat over toelating van studenten voor het predikantschap. Ook is in alle hierna genoemde kerken op een of meerdere momenten een ”attest” (getuigenis) van de kerkenraad nodig. Alleen in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) wordt dit anders genoemd: ”verklaring over belijdenis en wandel”.
Het moment waarop de belangrijkste beslissing valt, verschilt per kerkverband
Het moment waarop de belangrijkste beslissing valt, verschilt per kerkverband. In de GG is dat aan het begin van de studie: vrijwel iedereen die daarvoor eenmaal is toegelaten, wordt uiteindelijk ook predikant. Dat geldt ook in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN), waar de gang van zaken hetzelfde is als in de GG, en in de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland (OGGiN). In dit kerkverband laat een commissie van onderzoek toe tot de studie, terwijl de classes beslissen over beroepbaarstelling.
In de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) is ook een curatorium dat beslist over toelating tot het ”admissiale” studietraject (voor het predikantschap). Bij het toelatingsgesprek hoort ook een kennistoets. Sinds enkele jaren is dit systeem getrapter opgezet: met meer beslissende ijkpunten dan alleen aan het begin.
In de CGK, HHK en PKN kan iemand die (nog) geen predikant wil of mag worden, wel studeren aan de theologische opleiding
In dit kerkverband kan iemand die (nog) geen predikant wil of mag worden, wel studeren aan de theologische opleiding. Dit geldt ook in de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) en de PKN.
Ook in de HHK is de toelating getrapt. Iemand die predikant wil worden, voert op vier momenten een gesprek met de commissie toelating: bij toelating tot het kerkelijk traject van de studie, bij het vicariaat, bij preekbevoegdheid en bij beroepbaarstelling. De beslissing kan steeds twee kanten op vallen, maar een negatieve beslissing is niet het laatste woord; een aantal keren is een nieuwe poging toegestaan.
De commissie toelating moet worden onderscheiden van de commissie opleiding en vorming van de HHK, die over opleiding en nascholing gaat. Die taak valt bij andere kerkverbanden onder het curatorium.
Waar mensen in de (O)GG(iN) en de CGK primair op bekering en roeping worden bevraagd, oordeelt de HHK-commissie over leer, leven en bekwaamheid, hoewel zij ook over „de vreze des Heeren en de roeping tot het ambt” spreekt.
In de Protestantse Kerk in Nederland is één beslismoment: na het afronden van de theologiestudie kun je een colloquium aanvragen met als doel beroepbaarstelling. Dit is een gesprek met het generale college voor de toelating tot het ambt van predikant.
Terug naar de GG. Iemand voelt zich geroepen tot het ambt van predikant. Wat gebeurt er dan?
Zo iemand doet aan zijn kerkenraad verslag van zijn bekering en roeping. Wanneer de kerkenraad in meerderheid positief oordeelt, verleent hij de man een attest. Dat levert deze in bij het curatorium, dat daarna aan de kerkenraad en aan de persoon zelf een vragenlijst stuurt. De kerkenraad moet ook vermelden hoe de predikant of consulent stemde, evenals de stemverhoudingen van de ouderlingen en van de diakenen.
Op de zittingsdagen in mei hoort het curatorium in Rotterdam de persoon. Bij de bespreking van het gehoorde, buiten diens aanwezigheid, adviseren docenten van de Theologische School. Vervolgens stemmen de curatoren en delen ze de uitslag zonder verdere toelichting mee aan de gehoorde. Wie is toegelaten, gaat de (meestal) vierjarige opleiding tot het predikantschap volgen.
Vóór 1931 moest een GG-lid met een attest zich bij de classis melden. In dat jaar droeg de generale synode de toelating van studenten over aan het curatorium, dat feitelijk een deputaatschap is. Het is nog wel zo dat iemand die van zijn kerkenraad geen attest krijgt, zich kan beroepen op de classis.
De belangstelling voor de curatoriumdagen in de GG is groot. Waardoor komt dat?
Tot de meest bekeken artikelen op de website rd.nl behoren elk jaar de nieuwsberichten over het GG-curatorium. Dat komt door een aantal factoren.
In de eerste plaats geldt dat selectiepoorten altijd op belangstelling kunnen rekenen. Of het nu gaat om namenlijstjes van kandidaat-ministers of om witte rook uit Vaticaanstad: mensen horen graag wie het gaat worden.
Het curatorium kiest er bovendien voor sommige informatie niet publiek te maken. Zo wordt sinds 1963 niet meer in kerkelijk weekblad De Saambinder vermeld hoeveel mannen zich meldden om gehoord te worden. Het aantal toelatingen varieert tot nu toe van nul tot vijf, het aantal afwijzingen zou beduidend hoger liggen. Wel zijn de formele uitgangspunten van het curatorium een- en andermaal verwoord, onder andere in een artikelenserie van ds. A. Vergunst in De Saambinder in 1978.
Verder zijn de GG een kerkverband met een zekere breedte, waardoor het beleid van het curatorium minder onomstreden is dan in bijvoorbeeld de GGiN. Nu en dan worden er op kerkelijke vergaderingen vragen over gesteld.
Een laatste verklaring is dat de beslissingen in de GG jaarlijks op één moment vallen. Het kerkverband ziet daar elke keer gespannen naar uit, ook omdat er veel vacante gemeenten zijn, net als in de (O)GGiN. In kerkverbanden waar deze factoren niet of minder gelden, wordt anders naar een curatorium of commissie van toelating gekeken.