Christen-zijn is oefenen in omgang met eenheid en diversiteit
Als er in de Gereformeerde Gemeenten openheid ontstaat, kunnen ook zij hun schatten uitstallen. En zullen ze ook jongeren aan zich weten te binden, reageren Maarten Vogelaar en Arjen Zijderveld.
Vorige week donderdag hielden Laurens Kroon en Dirk-Jan Nijsink een pleidooi om zich kwetsbaar op te stellen, naast jongeren te gaan staan en hun Gods daden te verkondigen (RD 10-10). Het is een antwoord op de vraag waarom zo veel jongeren –maar wellicht ook ouderen?– de Gereformeerde Gemeenten hebben verlaten. Zij reiken daarmee een ander perspectief aan dan ds. J. J. van Eckeveld doet (RD 29-9). We herkennen hun diepe verlangen dat jongeren God leren kennen, het belang van de kerk als gemeenschap en het relationele karakter van de geloofsoverdracht. Toch peilen ze, naar onze ervaring, niet het werkelijke probleem. Graag leveren we met onze ervaringen een constructieve bijdrage aan de bezinning.
Wij zijn 2 van de 20.000 verhalen en in ons geval heeft het ons nooit ontbroken aan een goede geloofsoverdracht. Integendeel, tijdens de catechese en op de jeugdvereniging ging de Bijbel altijd open, de kerk was een gemeenschap vol identificatiefiguren, en we konden onze kritische vragen altijd stellen. De kerk van onze jeugd, de gereformeerde gemeente in Kampen, is de plek waar wij het geloof hebben ontvangen en daar zijn we intens dankbaar voor.
Pijnlijk
Het is daarom zeer pijnlijk dat wij worden aangeduid als geseculariseerde kerkverlaters. Dit zijn wij niet, domweg omdat we iedere zondag in de kerk te vinden zijn. Sterker nog, juist die krachtige omgeving van de kerk waarin we zijn opgegroeid heeft ervoor gezorgd dat wij nu bevlogen met het Evangelie werkzaam zijn.
In hun artikel koppelen Kroon en Nijsink verlating van de Gereformeerde Gemeenten echter aan de secularisatie. Secularisering is voor hen niet zozeer een sociologisch proces, maar duidt op het zondige hart van de mens. Het kan zijn dat de auteurs met kerkverlaters vooral ”doorstromers” bedoelen, een term die het door de auteurs geciteerde JBGG-rapport uit 2015 hanteert. In dat geval is hun taalgebruik erg onnauwkeurig, en verraadt het onzes inziens een relativering van het onderscheid tussen doorstromers en kerkverlaters. Het artikel adresseert alle 20.000 dopelingen tegelijk, want of het nu kerkverlaters of doorstromers zijn, ze verlieten het kerkverband en van déze ramp willen de auteurs spreken.
Andere tradities
Het kan aan ons perspectief liggen, maar wij hebben het feit dat we bij een ander kerkverband onderdak hebben gevonden niet ervaren als een ramp. Toen wij gingen studeren, maar eigenlijk daarvoor al op de middelbare school, kwamen wij in contact met christenen uit andere tradities. Voor sommigen waren wij wellicht wat zwaar of ernstig, maar we herkenden in elkaar de liefde voor Christus. We ontmoetten ook andere christenen in de boeken die we lazen. Inmiddels staan Augustinus, Thomas a Kempis, Calvijn, Bonhoeffer, Tomás Halík en Tom Wright gebroederlijk naast elkaar in onze boekenkasten. De gesprekken, de Bijbelstudies, het samen zingen en bidden met christenen uit andere tradities en het lezen van deze theologen hebben wij als enorm zegenrijk ervaren. We zijn allemaal mensen met een beperkte blik, en daarom bidt Paulus dat we met alle heiligen de hoogte en de breedte en de diepte van het kennen van Christus mogen verstaan (Efeze 3:18).
Waarom zijn wij geen lid meer van de Gereformeerde Gemeenten? Omdat wij niet inzagen hoe we in een kerkverband dat zeer wantrouwend staat tegenover alles wat anders is, ons tegelijkertijd kunnen laten vormen door deze denkers. We hebben dit zelf ervaren. Het evangelicalisme is gevaarlijk, C. S. Lewis was niet zuiver op de graat, en met sommige boeken konden we beter de kachel aanmaken.
Nu is het waar dat iedere traditie elementen bevat waar je kritisch op kunt en moet zijn, maar deze zelfkritiek hebben wij op landelijk niveau gemist. En hier zit naar onze overtuiging het werkelijke probleem: het bewaken en beschermen van de eigen identiteit ten opzichte en vaak ten koste van andere christenen. En dit doet pijn. Want het raakt direct Gods kerk. Wij zouden de Gereformeerde Gemeenten dan ook willen uitnodigen om zichzelf allereerst te verstaan als onderdeel van de wereldwijde kerk. De doop zegt veel meer over wie we zijn dan ons doopbewijs. Ds. J. J. van Eckeveld slaat dan ook de spijker op de kop wanneer hij schrijft dat kerkelijke verdeeldheid een reden is van kerkverlating (RD 29-9).
Opmaat
Prof. A. van de Beek heeft dit aardse bestaan beschreven als een opmaat voor de eeuwigheid. Na de opstanding en het oordeel zal eenieder die Christus’ naam heeft liefgehad in volmaakte eenheid en gemeenschap met elkaar leven. Hoe zal dat gaan als we dat hier op aarde niet willen of niet kunnen? Is de hele zin van het leven niet om hier alvast mee te oefenen, in een dagelijkse doorgaande bekering?
Verschillende tradities hebben elkaar veel te bieden, en wij hebben altijd de schatten van de Gereformeerde Gemeenten met ons meegedragen. Om er een paar te noemen: de nadruk op een radicale in plaats van een sluimerende levensstijl, bevinding en doorleving in plaats van een koud rationeel verhaal en een groot bewustzijn van de zonde en kwaad in de wereld en jezelf. Maar we zijn ook wel wat kwijtgeraakt. Bijvoorbeeld ons kerkelijke besef. We zien hier te veel een legitimatie voor het in stand houden van de verdeeldheid.
Kortom, vanwege onze ervaring betwijfelen wij of het binden van de jongeren aan het Woord en aan God de uitstroom uit de Gereformeerde Gemeenten zal doen ophouden. Deze jongeren groeien op met een diep besef in een wereld te leven die wordt gekenmerkt door pluraliteit. Het is dit levensgevoel dat ons juist de ogen heeft geopend voor de diversiteit in het lichaam van Christus. Zolang deze diversiteit niet wordt erkend, zien wij het somber in. Als deze openheid wel kan ontstaan, dan kunnen ook de Gereformeerde Gemeenten hun schatten uitstallen, en ontvangen jongeren ruimte om te leven met deze diversiteit, ook binnen de Gereformeerde Gemeenten.
De auteurs zijn beiden theoloog, studentenpastor en oud-dooplid van de Gereformeerde Gemeenten.