Meditatie: Heer en knecht
„Want daar ik van alles vrij was, heb ik mijzelf allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou winnen.”
1 Korinthe 9:19
Over de vrijheid en gebondenheid van de geest geef ik deze stelling: een christen is een zeer vrije heer over alle dingen, aan niemand onderworpen. Een christen is een zeer dienstvaardige knecht van allen, onderworpen aan allen.
Hoewel deze twee uitspraken elkaar schijnen tegen te spreken, zullen ze toch, waar men ontdekt zal hebben dat ze samenstemmen, het goed doen voor ons doel. Het zijn immers uitspraken van Paulus zelf, die zegt: „Want daar ik van alles vrij was, heb ik mijzelf allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou winnen” (1 Korinthe 9:19). En Romeinen 13:8: „Zijt niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben.”
Immers, de liefde is naar haar aard tot dienst bereid en zij wijdt zich toe aan wat zij bemint. Zo ook Christus, schoon Heere van allen, is nochtans geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, tegelijk vrije en dienstknecht, tegelijk in de gestalte van God en in de gestalte van een knecht.
Laten we deze dingen uit een dieperliggend en breder beginsel ophalen. De mens immers bestaat uit een geestelijke en een lichamelijke natuur. Naar de geestelijke, die men ziel noemt, wordt hij een geestelijke, inwendige, nieuwe mens geheten. Naar de lichamelijke, die we vlees noemen, heet hij de vleselijke, uitwendige, oude mens. De apostel zegt over Hem: „Hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag” (2 Korinthe 4:16).
Maarten Luther,
reformator te Wittenberg
(”Over de vrijheid van een christen”, 1520)