Opinie

Opdracht aan kerk maakt verbondenheid met Israël onopgeefbaar

In zijn Romeinenbrief werkt Paulus de verbondenheid tussen de kerk en Israël uit met het beeld van de olijfboom. Daaraan koppelt hij de opdracht voor de kerk om de Joden jaloers te maken, reageert dr. Henk Post.

Dr. Henk Post
16 October 2018 09:54Gewijzigd op 16 November 2020 14:22
„Het doet Paulus intens verdriet dat Israël in meerderheid Jezus als de Christus verwerpt.” Foto: Jeruzalem gezien vanaf Olijfberg. beeld RD, Henk Visscher
„Het doet Paulus intens verdriet dat Israël in meerderheid Jezus als de Christus verwerpt.” Foto: Jeruzalem gezien vanaf Olijfberg. beeld RD, Henk Visscher

Ds. Jan Offringa meent dat de Protestantse Kerk in Nederland het kerkordeartikel over de onopgeefbare verbondenheid met Israël moet schrappen, omdat dit verwarring geeft (RD 15-9).

Dr. Jan van der Graaf en vier anderen hebben hiertegen geprotesteerd (RD 4-10). Hun grootste bezwaar is dat ds. Offringa in een handomdraai de worsteling van Paulus omtrent de weg van God met Zijn volk van tafel veegt. De kerk is als een wilde tak geënt op Israël als de tamme olijf (Rom. 11:17). Als we die verbondenheid niet langer belijden, „dan zagen we de tak door waarop we als kerk zijn geplaatst. Dan verliest de kerk haar wezenlijke identiteit.” Dit protest is terecht, maar de kerk is wel geroepen om Israël tot jaloersheid te verwekken en te behouden (Rom. 11:14). Dit houdt verbondenheid in, maar gaat ook verder.

Ware Israël

De kerk is met Israël verbonden. Heel de brief van Paulus aan de gemeente in Rome legt daar getuigenis van af. Sterker nog, ten minste een van de motieven van Paulus om deze brief te schrijven is dat hij die gemeente deze verbondenheid op het hart wil drukken en haar op haar verantwoordelijkheid wil wijzen.

Het doet Paulus intens verdriet dat Israël in meerderheid Jezus als de Christus verwerpt. De vraag die hij in Rom. 9-11 beantwoordt, is of God van Zijn kant Israël heeft verworpen en of de kerk uit de heidenen de plaats van dit volk heeft ingenomen. Voor de beantwoording ervan gebruikt hij het beeld van de olijfboom.

Paulus betoogt in Rom. 11 dat Joden die niet in Christus geloven geen deel zijn van de olijfboom. Ze zijn de weggebroken takken. De olijfboom staat bij Paulus voor een bijzonder deel van Israël, het ware Israël. Eraan voorafgaand heeft Paulus gesproken over dit ware Israël (9:6), dat hij ook het overblijfsel van Israël noemt (9:27; 11:5) en het uitverkoren deel (11:7). Op deze olijfboom zijn de gelovige heidenen geënt. Met de Joodse gelovigen vormen zij de gemeente of kerk van Christus van alle tijden en alle plaatsen. Samen zijn de gelovigen geheiligd in Christus.

Saprijke wortel

De apostel schrijft aan gelovigen uit de heidenen (Rom. 11:13). Hij wil hun bijbrengen dat zíj hun behoud danken aan Israël en hun kracht halen uit de wortel. Deze wortel, die rijk is aan voedingssappen, is Christus. Hij is niet alleen afkomstig uit de Joden, Hij is ook altijd al de bron en de kracht van dit volk geweest. Hij is „God, te prijzen boven allen” (Rom. 9:5).

Paulus vraagt de medewerking van de Romeinen in zijn worsteling om zijn eigen volksgenoten, de Joden, te behouden. Zij mogen zich niet verheffen boven de Joden. God heeft niet een nieuwe boom geplant. Hij heeft van de oude boom, Israël, sommige takken verwijderd en andere geënt. De heidenchristenen vullen de lege plaatsen op die in (het ware) Israël zijn ontstaan door Joden die niet in Jezus Christus geloven. Dat God Israël terzijde heeft gezet vanwege zijn weigering om het Evangelie te gehoorzamen, is echter slechts tijdelijk.

In Paulus’ dagen is de situatie zo dat heidenen Gods weg hebben gekozen, terwijl zijn volksgenoten in grote meerderheid hebben geweigerd de weg van gerechtigheid door geloof te aanvaarden. Die is hun voorgesteld door God. Maar ze hebben de voorkeur gegeven aan hun eigen gerechtigheid, door de Wet te houden. Zoals God Zijn overblijfsel had in vroegere dagen, zo heeft Hij dat echter nog steeds. Een overblijfsel van Joden, gekozen door Zijn genade. En dit overblijfsel is een belofte van het betere dat zal komen.

Jaloers

Met het beeld van de olijfboom wijst Paulus de heidenchristenen op hun positie ten opzichte van de Joden, opdat ze niet wijs zullen zijn in eigen oog (Rom. 11:25). Als de kerk haar positie vergeet, wordt ze trots en hoogmoedig, alsof zij de vervanging van Israël zou zijn, en niet slechts de vervanging van de ongelovigen in Israël. De verbondenheid van de kerk met Israël ontkennen, strijdt pertinent met wat Paulus schrijft. Maar dat deze ontkenning betekent dat de kerk de tak doorzaagt waarop ze zit, leert hij ook niet.

Als Paulus zijn brief schrijft, is het Gods bedoeling dat het feit dat de heidenen de zegeningen van het Evangelie ontvangen Paulus’ volksgenoten jaloers zal maken. Zodat zij zich naar dit Evangelie zullen keren, zodat ze het aannemen voor zichzelf, en geheel Israël zich zal verheugen in Gods redding. Gods ultieme doel voor de mensheid is dat (zonder onderscheid) Israël en de volken gezamenlijk de zegeningen in Christus zullen genieten. Hoe wonderlijk en wijs werkt God naar Zijn doel toe. Aan Hem de eeuwige glorie! En aan ons als gemeente van Christus de opdracht Israël te laten zien hoe heerlijk de Christus is Die zij hebben verworpen.

De auteur is theoloog.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer