Opinie

Wedergeboorte blijft ondoordringbaar mysterie

Wedergeboorte is geen lief, zoetsappig gebeuren. Het blijft een heilgeheim dat met de Dordtse Leerregels „bovennatuurlijk” heet en sterk het gevoelsleven raakt, betoogt dr. W. Verboom.

Dr. W. Verboom
24 September 2018 11:28Gewijzigd op 16 November 2020 14:11
„God zoekt de relatie met verloren zondaren en leert hen door geloof en bekering het verbond bevindelijk te beantwoorden. Voor de beantwoording van het verbond kan dan treffend het woord wedergeboorte gebruikt worden.” beeld iStock
„God zoekt de relatie met verloren zondaren en leert hen door geloof en bekering het verbond bevindelijk te beantwoorden. Voor de beantwoording van het verbond kan dan treffend het woord wedergeboorte gebruikt worden.” beeld iStock

Kerkelijk Nederland maakt zich op om de Dordtse Synode van 1618-1619 en de Dordtse Leerregels (DL) te gedenken. Dit derde belijdenisgeschrift van de gereformeerde kerken in ons land stelt ons de nodige vragen over de plaats van zijn thema’s in geloof en kerk in onze tijd. Dat betreft ook het thema van de wedergeboorte of bekering. Hoe denken we daar eigenlijk over? Welke plaats heeft zij in de prediking?

Het hoeft geen betoog dat bekering en wedergeboorte in de Bijbel een doorgaande lijn vormen. De reden is duidelijk. Sinds Genesis 3 hebben wij mensen de relatie met God verbroken en zijn daardoor het beeld van God kwijtgeraakt. De gevolgen zijn dramatisch. De DL belijden terecht dat we totaal verdorven zijn geworden door onze zonden, in een leven bij God vandaan. Complete vernieuwing is nodig.

Die vernieuwing wordt in de Bijbel doorgaans aangeduid met bekering of wedergeboorte. In het Oude Testament wordt daarvoor vaak ”omkeren”, ”terugkeren” (Hebr. ”sjoeb”) gebruikt. Daarnaast wordt het omschreven als ”het scheppen van een nieuw hart”, ”het besnijden van het hart” (Jer. 4:1, 3, 4) en als ”het geven van een nieuwe geest” (Ez. 36:27). De oproep tot bekering komt tot Israël als volk en tot ieder mens persoonlijk.

Ook in het Nieuwe Testament worden vaak de woorden ”bekeren” en ”bekering” gebruikt (Gr. ”epistrefo” en ”metanoia”). Daarnaast wordt het omschreven met de woorden ”van bovenaf geboren worden” (Joh. 3:5) en ”opnieuw geboren worden” (Tit. 3:5).

Ervaringsdimensie

Het gaat in de Bijbel steeds om een radicale geestelijke vernieuwing van ons leven door de Heilige Geest, een vernieuwing van hoofd, hart en hand. Omdat het vooral om de vernieuwing van het binnenste (het innerlijk) gaat, blijkt telkens dat ook het gevoel meedoet. Bekering en wedergeboorte kennen dan ook een prominente ervaringsdimensie, een bevindelijke laag.

De vernieuwing door wedergeboorte of bekering wordt verbonden met het geloof in Jezus Christus. Wanneer Jezus met Nicodemus in Johannes 3 spreekt over de noodzaak van wedergeboorte, leidt Hij hem vervolgens tot Hem Zelf als de Zaligmaker. In de brieven van Paulus komt de verbinding tussen Christus en de wedergeboorte telkens aan het licht. Een bekend voorbeeld vinden we in 2 Korinthe 5:17: „Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping, het oude is voorbij gegaan, zie, alles is nieuw geworden.”

Het wonder van de wedergeboorte wordt ook verbonden met de doop. De klassieke verwijsplaats is Romeinen 6. De doop heet daar een sterven en begraven worden met Christus en een met en in Hem opstaan uit de dood in het nieuwe leven.

Het wedergeboren worden zelf is een mysterie. In de bekering, het zich bekeren komt de innerlijke vernieuwing naar buiten in een nieuwe levenswandel. De wedergeboorte is nooit af zolang we hier op aarde zijn en blijkt uiteindelijk een eschatologische spits te hebben (Matth. 19:28).

Calvijn

Onze gereformeerde traditie heeft uitgebreid gesproken over de wedergeboorte. In de theologie van Calvijn neemt de wedergeboorte een vaste plaats in. Gaat het over het wezen van de wedergeboorte, dan zegt Calvijn: „De kern van de bekering is dat wij ons van onszelf afkeren en tot God wenden en dat wij onze oude gezindheid afleggen en een nieuwe aannemen” (III, 20, 5).

In de geloofsgemeenschap met Christus moet volgens Calvijn onze oude mens sterven. Dat gaat gepaard met boetvaardigheid, maar tegelijk mag onze nieuwe mens opstaan. Het is een levenslang proces dat de hele mens, met zijn verstand, wil, gevoel, zijn handel en wandel in beslag neemt.

Onze drie gereformeerde belijdenisgeschriften spreken ook over wedergeboorte. De Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) zegt: „Wij geloven dat het ware geloof, dat in de mens voortgebracht is door het horen van het Woord van God en de werking van de Heilige Geest, hem doet wedergeboren worden en tot een nieuwe mens maakt en hem doet leven in een nieuw leven en bevrijdt van de slavernij van de zonde” (art. 24). We zien hier de gedachte van Calvijn terug dat de wedergeboorte behalve een pneumatologische (door de Heilige Geest gewerkte), ook een christocentrische werkelijkheid is. Overigens beperkt de wedergeboorte zich niet maar tot het innerlijk van de mens, maar krijgt zij steeds bredere contouren, tot in het maatschappelijke leven toe, zelfs tot in de theocratie (art. 36).

Hartelijke vreugde

De Heidelbergse Catechismus (1563) biedt ons ongeveer hetzelfde beeld van de wedergeboorte. Zondag 33 werkt het geheim van de wedergeboorte uit met behulp van de equivalente uitdrukking: de bekering. Hier zijn drie dingen belangrijk. Het eerste is dat de bekering vervlochten is met het geloof in Christus. Het tweede is dat de wedergeboorte genoemd wordt: het sterven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe mens. Dat daarbij duidelijk de emoties van de mens meedoen, wordt zichtbaar in het hebben van innig berouw en het beleven van een hartelijke vreugde en een liefdevol verlangen.

Ten derde krijgt de wedergeboorte handen en voeten in het leven van elke dag, in denken, willen en handelen, door de catechismus met de term ”dankbaarheid” aangeduid. Dat de bekering zolang we hier op aarde zijn een fragmentarisch karakter behoudt, maakt de catechismus duidelijk door te leren dat degenen die tot God bekeerd zijn slechts een klein begin van een nieuwe gehoorzaamheid hebben (114).

Cruciaal

In de Dordtse Leerregels (1618-1619) neemt de wedergeboorte een cruciale plaats in. Begrijpelijk, vanwege de polemiek met de remonstranten, die het geloof als een competentie van de mens zagen. Daartegenover benadrukken de DL dat het geloof in Christus alleen tot stand komt door het werk van de Heilige Geest.

Bij een oppervlakkig lezen zou men kunnen denken dat zij de volgorde van geloof en wedergeboorte omkeren. Toch gaat men dan te kort door de bocht. We moeten het veelmeer zo zien dat in de DL met wedergeboorte het geheel van de geestelijke vernieuwing van de mens wordt bedoeld, als een uniek weefsel, en dat het geloof in Christus een geïntegreerd en onlosmakelijk onderdeel van de wedergeboorte vormt.

Veel aandacht besteden de DL eraan hoe de wedergeboorte plaatsvindt. In III/IV lezen we: „Voorts, wanneer God Zijn welbehagen in de uitverkorenen volvoert en de ware bekering in hen werkt, dan laat Hij hun niet alleen het Evangelie uiterlijk prediken en verlicht niet alleen krachtdadig hun verstand door de Heilige Geest, (…) maar Hij dringt ook door tot in het binnenste van de mens met de krachtige werking van deze Geest Die hen doet wedergeboren worden” (art. 11). En dan volgt de prachtige omschrijving van wedergeboorte in artikel 12: „het is een volstrekt bovennatuurlijke, een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen en onuitsprekelijke werking, die naar het getuigenis van de Schrift (…) in haar kracht niet minder of geringer is dan de schepping of de opstanding van de doden.” Wedergeboorte is onlosmakelijk verbonden met het geloof in Christus als de Zaligmaker (art. 13). Dat de mens bij de wedergeboorte niet puur passief is, blijkt uit de uitdrukking dat de mensen hierbij geen stokken en blokken zijn (art. 16).

Op de achtergrond speelt het verbond een belangrijke rol bij de wijze waarop de wedergeboorte in de gereformeerde theologie aan de orde komt. Ik denk aan het klassiek gereformeerde doopformulier. De wedergeboorte wordt daar gezien als een belofte en geschenk van het verbond. Binnen die relatie, die voluit een genaderelatie is, belooft God ons het heil van Christus. In het tweede deel van het doopformulier wordt dat nader uitgewerkt in het tweezijdig worden van het verbond.

Bloem

De wedergeboorte is een verborgenheid, een heilgeheim, een mysterie dat inderdaad met de DL „bovennatuurlijk” genoemd kan worden en waarvoor onze woorden en gedachten tekortschieten. We moeten die niet uit elkaar pluizen als een bloem. Dan wordt het wonder uit elkaar getrokken en is de bloem geen bloem meer.

Wedergeboorte is geen lief, zoetsappige gebeuren. Integendeel. Prof. dr. A. van de Beek zegt terecht: „De Geest die de wedergeboorte werkt, is een huiveringwekkende werkelijkheid: God in ons, tot in het diepste van ons bestaan, tot in onze hele werkelijkheid, tot in het diepst van onze ziel en tot in heel de lichamelijkheid van ons bestaan.” We kunnen dit niet beter weergeven dan met de metafoor van het sterven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe mens. Dat gaat gepaard met pijn, nog veel meer dan bij een gewone geboorte. Maar het gaat ook gepaard met een vreugde die de smart overwint.

Naar Bijbels-reformatorisch inzicht is de prediking hét heilsmiddel waardoor de wedergeboorte zich in het leven van de gemeente voltrekt (1 Petr. 1:23). God Zelf wil door Zijn Woord tot Zijn gemeente spreken. Levenwekkend, zodat dode zondaren levend worden door de adem van Zijn Geest. Het gaat om de persoonlijke, existentiële ontmoeting van de hoorder met God. God verbindt zich, God zoekt de relatie met verloren zondaren en leert hen door geloof en bekering het verbond bevindelijk te beantwoorden. Voor de beantwoording van het verbond kan dan treffend het woord wedergeboorte gebruikt worden.

Binnen het kader van de verbondsverhouding tussen God en ons kan nu eens de nadruk vallen op het passieve en dan weer op het actieve karakter. Zodat het nu eens gaat over wedergeboorte en dan weer over zich bekeren, waarbij de hoorder zelf ook actief wordt. Het samengaan van beide aspecten vinden we in de prediking van de profeten van Israël (Ez. 36:26). Heel duidelijk zien we ook hoe in de pinksterpreek van Petrus het verbond en de bekering met elkaar vervlochten worden (Hand. 2:38-39). Het gaat daar om de belofte van het messiaanse heil die God aan Zijn volk, maar ook aan de andere volken geeft.

Snakken naar beleving

Juist binnen het kader van het verbond, de relatie met God, mogen de gevoelens van de mens helemaal meedoen. Hier ligt een unieke kans voor de prediking in de context van vandaag, waarin mensen zo kunnen snakken naar de beleving van Gods werk in hun hart. In de DL wordt de mens volstrekt serieus genomen.

Van belang is ook dat het zielenleven niet geabstraheerd wordt van het gewone dagelijkse leven. Wedergeboorte wordt zichtbaar in ons gedrag in de winkel en in het verkeer.

Het nieuwe leven van de wedergeboorte dient ook zichtbaar te worden in het leven van de gemeente. Juist hier, in de nadruk op de gemeente als gemeente van het verbond, kan de bevinding helpen om niet meegesleurd te worden met de stroom van individualisme en subjectivisme, waarvan onze cultuur doortrokken is.

De prediking richt zich ondertussen wel op een veelkleurige gemeenschap van de gemeente, jongeren, ouderen, kinderen, mensen die doordeweeks in heel verschillende contexten leven, met verschillende opvattingen, opleidingen, culturen zelf. Wat is het van belang dat de prediker hier volop pastor is, die zijn schapen kent. Vooral de kleinen en de kwetsbaren. Laten ze niet afgeschrikt worden door een visie op de wedergeboorte die voor hen veel te hoog is. Het is wel een lastige, maar tegelijk ook een tere uitdaging om daarmee rekening te houden als het gaat om de verandering van het hart in de prediking. Niets is meer voorspelbaar en geestdodend in de preek dan alleen maar te roepen dat de mens wedergeboren moet worden. Het zou hetzelfde zijn als wanneer een arts een zieke toeroept dat hij genezen moet worden, zonder het medicijn dat hij nodig heeft aan te reiken.

Inspireren

Het terrein van het bredere maatschappelijke leven mag en moet, als het om wedergeboorte gaat, stellig aan de orde komen. Ik denk dan vooral aan de roeping van de kerk om mede door haar gedrag ons volk en de overheid te inspireren om rekening te houden met Gods geboden en beloften. Zo bezien staat het misbruik in de kerk haaks op dit verhaal over wedergeboorte en de prediking.

Wedergeboorte betekent ook dat volksvertegenwoordigers in de Tweede en de Eerste Kamer, die ons land en volk oproepen tot het doen van recht en gerechtigheid, onze steun verdienen. Daarom doen we voorbede voor de overheid. Binnen dat bredere verband van de wedergeboorte vindt de enkele gelovige zijn plaats als hij verlangt en snakt naar de terugkeer van het volk tot de Heere en zijn Woord.

Hier klopt het missionaire verlangen van de gelovige. Juist omdat de wedergeboorte het wonder kent van een totale nieuwe schepping in ons eigen leven, mogen we tegen de klippen op geloven dat de Heere machtig is om Jan Rap en zijn maat tot Hem terug te brengen. Het wonder van de wedergeboorte geeft ons hoop voor de toekomst, ook voor de wereld. Die hoop mag worden uitgezongen in de prediking.

Laat een preek gerust overgaan in een lied. Dat doen de DL ook. In het laatste artikel van hoofdstuk V komt de bruid van Christus in beeld en klinkt in haar mond en hart de doxologie: Deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zij eer en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.

De auteur is emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme. Dit artikel is een samenvatting van een lezing die hij 13 september hield onder de titel ”Verandering van het hart, hoe werkt dat in de prediking? – over wedergeboorte” voor een predikantencursus van de TUA en Areopagus.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer