Ontslagen na arbeidsongeval
Ze wordt nog steeds zenuwachtig als ze een bericht van een officiële instantie opent. Tjitske Biersteker-Giljou (63) uit Den Helder voelt zich onrechtvaardig behandeld door haar werkgever nadat ze letsel met blijvende gevolgen opliep. Acht jaar later strijdt ze nog steeds voor erkenning. „Ik probeer mijn leven er niet door te laten beïnvloeden, maar dat valt niet altijd mee.”
Aan de muur van haar woning in een van de oudere wijken van Den Helder hangen verschillende schilderijen. Gemaakt door „kunstzinnige familieleden.” Opvallend zijn de vele sierlijke rieten objecten, vervaardigd door haar man Kees, die voor zijn pensionering jarenlang als mandenmaker de kost verdiende.
Recent werd ze gekozen tot raadslid van het jaar 2016. Tjitske Biersteker is er trots op, al beseft ze de vergankelijkheid ervan. „Na een paar maanden is dat weer weggeëbd.”
Al vijftien jaar vertegenwoordigt ze de ChristenUnie in de marinestad. Het wel en wee van Den Helder, waar haar man vandaan komt, is haar op het lijf geschreven. Maar diep in haar hart is ze nog een beetje een Friezin, geeft ze aan. Tot haar kleuterleeftijd woonde ze in Leeuwarden.
Na de middelbare meisjesschool werkte Biersteker enige jaren bij een schoolbegeleidingsdienst, voordat ze een opleiding psychodiagnostiek volgde. Ze kwam met haar specialisme op het terrein van autisme in een ggz-team in haar woonplaats terecht. „Totdat ik wat anders wilde en solliciteerde bij de jeugdgevangenis. Ik werd vrijwel direct aangenomen, maar even zo snel weer ontslagen toen bleek dat er te veel mensen waren benoemd. Toen ben ik als freelancer voor mezelf begonnen en werkte ik –weer op het terrein van autisme– onder meer voor ’s Heeren Loo.”
Lang haar
In de zomer van 2008 werd ze gebeld. Op een van de groepen van de gehandicapteninstelling, die een locatie in Den Helder heeft, was een lastig te vervullen vacature. „Het draaide vooral om één cliënte in de groep met zes tot acht personen. Ze had niet alleen verstandelijke beperkingen, maar bovendien een vrij ernstige vorm van autisme. Hoewel ik geen ervaring op een groep had, achtte men mij in staat om het werk te doen. Ik zou een opleiding krijgen om het groepswerk te leren.”
Ze aanvaardde het aanbod. „Ik wist dat er incidenten waren, zodat ik voor de zekerheid lid van de RMU ben geworden.” Het bleek erger dan verwacht. „Het verloop onder het personeel was groot. Ik begon in december 2008 en was al in februari 2009 de meest ervaren persoon op de groep. Er waren talloze incidenten.”
De omgang met de cliënte waarvoor ze primair was aangenomen, vergde veel energie. Het betrof een jonge vrouw die regelmatig gewelddadige uitbarstingen had. Ze verbleef geïsoleerd van de anderen. „Bij contact met haar waren steeds twee mensen nodig. Maar die waren er lang niet altijd. Er zijn momenten geweest dat er niet eens een back-up in de buurt was. Een organisatie van buitenaf zou mij verder opleiden. In de praktijk trainden die mensen mij niet, maar namen ze de begeleiding van mijn cliënt over. Van opleiding of scholing was geen sprake. In april fietsten de cliënt en ik samen op een tandem. Ik had behoorlijk lang haar en zat voorop. Toen trok ze me al fietsend op de grond. Het liep gelukkig nog aardig goed af, maar was wel het begin van de nekklachten waar ik nog steeds aan lijd.”
Enorme kracht
Uit alles bleek Biersteker dat er binnen de instelling werd gekozen voor een te snelle socialisatie van de cliënte. „Ze had er zeker potentie voor, maar het moest allemaal te vlug.” Tijdens een buitenwandeling ging het opnieuw mis. „Dat was in het najaar van 2009. Ze zag een andere cliënte, aan wie ze een grote hekel had. Ze rende op deze vrouw af en begon haar te molesteren. We hadden, achteraf ten onrechte, geen enkel verbindingsmiddel op zak waarmee we anderen konden waarschuwen, zodat mijn collega wegrende om hulp te halen. Ik bleef alleen achter en probeerde ondertussen de cliënte tegen de grond te werken. Dat lukte, maar toen gaf ze een gigantische ruk aan mijn haar. Het ging met een enorme kracht. Er knapte iets. Ik heb dat ook gemeld, maar er werd geen arts geraadpleegd. Ik ben naar huis gegaan, maar in een van de daaropvolgende dagen weer begonnen. Dat lukte veertien dagen, toen kwam ik ziek thuis te zitten.”
De reactie van de teammanager was niet bemoedigend. „Op mijn aandringen is er alsnog een formele melding van het voorval gemaakt. Maar de manager wilde dat aanvankelijk niet. Ze gaf aan dat het niet nodig was en het ongeval mijn eigen schuld was, doordat ik lang haar had.” Daar was daarvoor echter nooit iets over gezegd.
Schrobben
Sinds beide incidenten heeft de inwoonster van Den Helder chronische hoofd- en nekpijn. „Daarnaast had ik geruime tijd gehoorproblemen en kan ik me niet goed meer concentreren. Ik liep soms twee keer dezelfde route en kon me dan de eerste keer niet meer herinneren. Ook autorijden heb ik geruime tijd niet gekund.”
Op aandringen van de bedrijfsarts ging ze in december op arbeidstherapeutische basis toch weer aan de slag. „Hij stelde geen diagnose. Ik kwam weer op de groep, maar in ondersteunende werkzaamheden. In januari had ik de pech dat ik bij een val mijn pols brak. Toen was ik soms bezig om met één arm en zeurende hoofdpijn badkamers te schrobben.”
Omdat ze niet opknapte, kwam ze uiteindelijk helemaal thuis te zitten. „Dat mondde in 2012 uit in een gedwongen ontslag. Vlak daarna werd bij een MRI-onderzoek vastgesteld dat ik aan cervicale myelopathie bleek te lijden. Dat lijkt qua klachten een beetje op een whiplash. Er was littekenweefsel op de zenuwbanen zichtbaar. Ik heb in die tijd mijn raadslidmaatschap volgehouden, maar mijn werk als commissielid in de CU-fractie in de Provinciale Staten heb ik moeten beëindigen. Het reizen naar Haarlem bracht ik niet meer op.”
Boos
Tijdens haar ziekteperiode werd Biersteker van de ene dag op de andere de toegang tot het terrein ontzegd. „Ik was daar erg boos over en eiste dat dat zou worden teruggedraaid. Zoiets doe je volgens de protocollen alleen als iemand bijvoorbeeld heeft gestolen. Het zou mijn goede naam kunnen aantasten, zeker omdat ik ook raadslid ben.”
Ook werd er tijdens haar ziekte een dossier opgebouwd waarin werd aangestuurd op een verstoorde arbeidsrelatie. „De kantonrechter ging daarin mee.” Toen Biersteker een WIA-uitkering aanvroeg en verkreeg, werd dat door ’s Heeren Loo bij de rechter aangevochten. „De bestuursrechter stelde de instelling in het gelijk, zodat ik helemaal geen uitkering meer kreeg. Volgens ’s Heeren Loo en ook volgens het UWV was het bestaan van blijvend letsel niet aangetoond.”
Volgens Tjitske had haar werkgever er direct belang bij dat er zo min mogelijk zou worden uitgekeerd. „’s Heeren Loo is eigen risicodrager. De kosten van de WIA-uitkering zouden door UWV op ’s Heeren Loo worden verhaald. Daarnaast wilde de instelling niet dat er over incidenten binnen de instelling iets naar buiten kwam. Men ontkende en is dat blijven doen. Het was dezelfde periode waarin ook andere problemen in de instelling de pers haalden, zoals die van een vastgebonden kind in een isoleercel.”
Emotionele schade
Biersteker voerde met hulp van RMU schier eindeloze procedures over de aanvraag en intrekking van de WIA-uitkering. Mr. Harry Blok (van BVD-advocaten) dreigde vervolgens met een letselschadeprocudure. Dat leidde tot gesprekken tussen wederzijdse advocaten. „Hij probeert nu tot overeenstemming te komen over een passend bedrag aan schadevergoeding. Vorig jaar leek er een doorbraak te zijn. Over het opgelopen trauma was men het eens, maar de mogelijke gevolgen daarvan werden alsnog ontkend. Als het niet lukt om eruit te komen, zullen we weer naar de rechter moeten stappen.” Zuchtend: „Dat kan opnieuw jaren duren. Ik weet niet of ik dat nog kan opbrengen.”
Een schadevergoeding is hard nodig. „Ik had de afgelopen jaren alleen de vergoeding van mijn raadslidmaatschap. De arbeidsmarkt is hier erg moeilijk. En ik heb al die jaren ook geen pensioen opgebouwd.”
Er is ook sprake van emotionele schade, geeft de bij de christelijke gereformeerde kerk aangesloten inwoonster van Den Helder aan. „Ik probeer m’n leven er niet door te laten beïnvloeden, maar bij ieder bericht van ”Mijn Overheid” word ik weer zenuwachtig. We hebben twee gehuwde kinderen en vijf kleinkinderen, die zijn veel belangrijker dan alle sores. Ze geven je ook afleiding. Daarnaast was mijn man de voorbije jaren ernstig ziek. Dan heb je wel wat anders aan je hoofd. Gelukkig is hij tot op heden gespaard. We weten dat rust en zekerheid niet bij mensen, maar alleen bij God te vinden zijn. Dat is het enige wat echt helpt.”
’s Heeren Loo wil niet reageren op de opmerkingen van Tjitske Biersteker. „Omwille van de privacy in het juridische traject”, zo verklaart persvoorlichter Esther Visser desgevraagd.
Werknemer na ongeluk vaak niet netjes behandeld
Slachtoffers en –als het verkeerd afloopt– ook nabestaanden van slachtoffers van bedrijfsongevallen worden vaak slecht geïnformeerd en onfatsoenlijk behandeld door werkgevers en verzekeraars. Dat stelde de Stichting Arbeidsongevallen recent op de internationale herdenkingsdag voor arbeidsslachtoffers. Volgens de stichting melden bedrijven ongelukken vaak niet, betwisten ze aansprakelijkheid of informeren ze slachtoffers niet over de toedracht. Slachtoffers weten vaak niet op welke regelingen ze een beroep kunnen doen. Of ze raken verstrikt in lange procedures.
Letselschadespecialist mr. Harry Blok bevestigt deze lezing. „Slachtoffers van arbeidsongevallen hebben nog steeds veel behoefte aan bijstand. Dit ondanks het feit dat er bij arbeidsongevallen sprake is van een omgekeerde bewijslast. Als de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft opgelopen, is de werkgever aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hem bij de zorg voor de veiligheid geen verwijt treft.”
Volgens Blok proberen werkgevers soms aan aansprakelijkheid te ontkomen door een ongeval niet direct te melden bij de Inspectie SZW (de vroegere Arbeidsinspectie). „Als een ongeval direct wordt gemeld, komt de inspectie ter plaatse om een feitenonderzoek te doen en bijvoorbeeld getuigen te horen. Als zo’n onderzoek niet gebeurt, komt de werkgever in de verleiding om de toedracht in het eigen voordeel ‘bij te stellen’.”
Niet melden gebeurt ook om een boete van de inspectie te voorkomen. „Voor de financiële gevolgen van een ongeval is de werkgever meestal verzekerd. Hij zou de afwikkeling van de gevolgen van het ongeval dus kunnen overlaten aan zijn verzekeraar en bijvoorbeeld bij de invulling van de re-integratie juist kunnen handelen in het belang van de werknemer”, aldus mr. Blok.
Toch wordt een ongeval of letsel volgens hem niet zelden aangegrepen om van een medewerker af te komen, liefst zo goed mogelijk. „Het re-integreren van zieke werknemers of zogenaamde arbeidsgehandicapten is een wettelijke plicht die wordt ondersteund met allerlei faciliteiten en subsidies. De werkelijkheid is dat veel werkgevers geen zin hebben in gedoe. Dat geldt zeker voor werkgevers die een loonsanctie –een boete van UWV voor werkgevers die niet voldoende hebben gedaan om de zieke werknemer terug te brengen in het arbeidsproces– opgelegd krijgen. Ook werkgevers die (indirect) het risico dragen voor een aan de werknemer verleende WIA-uitkering doen er vaak alles aan om te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Anders draaien zij jarenlang op voor de kosten van de WGA-uitkering. De werknemer is daarvan de dupe: naast zijn letsel en beperkingen wordt zijn WIA-uitkering ingetrokken of zo minimaal mogelijk berekend. Alleen een letselschadevordering kan het gat aan inkomsten dan nog dichten.”