Honderdvijftig jaar na zijn geboorte is ds. J. J. Knap Czn. nog steeds populair
Langzaam sterven de laatste tonen van het orgel weg als schuin voor de preekstoel een dame –zuster van de dominee– onopvallend met haar zakdoekje wuift. Het is het afgesproken signaal voor de stokdove ds. J. J. Knap Czn. dat hij kan beginnen met Schriftlezing, gebed en preek. Het werkt feilloos, schrijft later dr. W. Aalders. En „het was een voortreffelijke preek.”
Het is 150 jaar geleden dat de ”volksleraar en volksschrijver” J. J. Knap Czn. werd geboren. Dr. Aalders was (vanaf 1943) de laatste levensjaren van de emeritus dominee, diens wijkpredikant. De altijd ongehuwd gebleven ds. Knap bewoonde met zijn zuster een statig herenhuis (met uitzicht op een park) in Groningen. Tijdens de bezoeken van Aalders had het ‘gesprek’ plaats door middel van potlood en schrijfblok op een tafeltje tussen hen in. Helemaal op zijn gemak heeft Aalders er nooit gezeten. Behalve zijn zus had ds. Knap nog twee huisgenoten: enorme honden, vermoedelijk Deense doggen. „Kalveren. Hij ging ermee om als zijn kinderen”, constateert Aalders –„zelf van nature bang voor honden”– met onverholen verbazing.
In het laatste oorlogsjaar mindert het vuur in de levenskaars van de oude predikant, tot het vlammetje op 20 juni 1945 geheel dooft. Na de Bevrijding volgt de vrijheid. Met zijn heengaan ontvalt de Nederlandse Hervormde Kerk een man van „een Fransche distinctie en oud-Zwitserse gereformeerde vroomheid” (prof. K. Schilder), waarin de dominee het altijd won van de theoloog. Een man die zijn kerkelijk denken nooit liet versmallen tot een enkele richting. En wiens ongelooflijke werkkracht resulteerde in een bibliografie van minstens 56 titels: boeken en brochures. Daarnaast verzorgde hij het tweewekelijks verschijnende blad Oude Paden en samen met dr. J. C. de Moor schreef hij de Maranatha-scheurkalender vol.
Knaps werk wordt vandaag de dag binnen de gereformeerde gezindte nóg gelezen en gewaardeerd. Zijn toenemende doofheid –een gevolg van chronische oorontstekingen– heeft hem ongetwijfeld gehinderd in bijvoorbeeld het pastoraat. Maar even waarschijnlijk heeft het hem gestimuleerd om de pen ter hand te nemen, en zo te zeggen wat hij op zijn hart had.
Theologische genen
Jan Jacob Knap Czn. wordt op 4 februari 1867 geboren in de hervormde pastorie van Oldebroek. Vanaf het prille begin is hij ingezwachteld in het predikantenbestaan. Zijn grootvader, ds. J. J. Knap sr., stierf in 1865. Jan Jacob heeft hem niet gekend dan uit de familieverhalen, overgeleverde brieven en uit enkele publicaties. Toch valt ook hier de appel niet ver van de boom. Als in 1932 een zesde druk verschijnt van het ”Eenzaam bidden, vier brieven” schrijft kleinzoon Jan Jacob hoe zijn grootvader altijd met ernst wees op de macht van het gebed. „Voor hem stond vast (…) dat de toekomst der wereld ligt in de binnenkamer, waar een eenzame de ziel voor Gods aangezicht uitgiet, en in den Naam van Jezus Christus op zijn ontferming pleit.”
Ook in zijn boekje ”Gebed en gebedsverhoring” gebruikt hij deze uitdrukking. „In de benaming ”uitgieting der ziel” ligt alles besloten wat het karakter des gebeds uitmaakt: het bekend maken van onze begeerten, het vragen om vervulling van bestaande behoeften, het afbidden van dreigend kwaad, het dankzeggen en het prijzen, en bovenal wat in geen gebed mag ontbreken, omdat het er de kern van is, namelijk de aanbidding, die ons voor den hogen God in het stof doet zinken.” Twee zielen, grootvader en kleinkind, één gedachte. Er zijn nog minstens een derde en een vierde ziel aan toe te voegen.
Voorgeslacht
De tweede zoon van ds. Knap sr. is Christiaan, geboren in 1836. Van de tien kinderen uit het huwelijk van Knap sr. zullen er zes jong sterven. De jonge Christiaan overleeft zijn jeugd en wordt predikant. Ondanks dat Christiaan ‘slechts’ 56 jaar oud wordt, dient hij tien gemeenten. En aan heel veel beroepen geeft hij ook géén gehoor. Een gewild en graag gehoorde dominee dus. Zijn prediking is samen te vatten als gereformeerd met een bevindelijke inslag.
Uit het huwelijk van ds. Chr. Knap met Janna Geertrui Hubers (1839-1930) worden vijf kinderen geboren, van wie Jan Jacob de jongste is. Hij is vernoemd naar zijn opa, die postuum sr. achter zijn naam krijgt. Jan Jacob de jongere onderscheidt zich als Czn., Christiaans zoon.
Ds. Chr. Knap is dominee in hart en nieren, maar heeft ook veel belangstelling voor het christelijk onderwijs en voor christelijk-sociale instellingen. Drs. A. J. van den Herik beschrijft in zijn biografie van J. J. Knap Czn. hoe deze rond 1873 samen met zijn vader op een turfzolder „onder het schijnsel van een kwalijk riekende petroleumlamp” een spreekbeurt voor Patrimonium, de christelijk-sociale organisatie van werklieden, bijwoont.
Ongekend boeket
Jan Jacob Knap Czn. heeft altijd een bijzondere band gehad met zijn moeder, de vierde ziel in dit verband. Als Knap schrijft over moeders en zijn eigen moeder in het bijzonder, klimt zijn taalgebruik tot lyriek en schikt hij zijn woorden tot een ongekend boeket vol opzien, respect en liefde. Na het sterven van vader Christiaan Knap trekken de moeder en zuster van Jan Jacob bij hem in, in Groningen. De onderlinge verhouding is hecht en innig. Ongetwijfeld zou Knap zelf in alle bescheidenheid lijnen trekken naar dat huisgezinnetje van Martha, Maria en Lazarus.
Moeder Knap is al op hoge leeftijd als zij niet langer mee kan op een jaarlijkse vakantie. Zij moet thuisblijven. „Dat ging ons allen aan het hart. Maar hoe zijn Moeders? Zij vergeten zich zelf en hun eigen wensen voor de kinderen. Wij móésten en zouden het plan doorzetten (…) Wij behoefden ons over háár niet bezorgd te maken, zij was immers nog fris en groen als de bekende boom, die in het huis des Heeren geplant is…, en zo drong dat eerbiedwekkende zilveren hoofd en dat trouwe hart bij ons aan.”
Knap gaat op vakantie naar het Duitse Harzgebied en houdt zijn moeder met brieven trouw op de hoogte van zijn reisbelevenissen. Deze worden in 1922 uitgegeven onder de titel ”Uit den Harz, reisbrieven aan mijne moeder”.
Ergens anders schrijft hij: „In ónze tijd zullen wij nooit kunnen vergeten, hoe moeder ons leerde de handen te vouwen en de ogen te sluiten, om ons dan een eenvoudig kindergebed vóór te zeggen. Ook raken wij moeders verhalen uit de Bijbelse geschiedenis niet meer kwijt.” Veel meer dan deze biografische ontboezeming is over Jan Jacobs jeugd niet bekend, hoewel het al veelzeggend is.
Waals predikant
Als jongeman voelt Jan Jacob zich aangetrokken tot de Waalse gemeenten. Gelijktijdig met Hugo Visscher vraagt hij een Waalse studiebeurs aan. Later staat hij ingeschreven als Waals student bij de universiteit van Amsterdam. Hij studeert met graagte, hoewel men ook „een zekere mate van volharding nodig had om in de theologie te blijven studeren, indien men iets voor de Bijbel zelf voelde.” Er werd, vond hij, veel gepraat óver de Bijbel (vooral over het synoptische vraagstuk), terwijl er weinig gedaan werd om de studenten de inhoud te laten proeven.
Een uitzondering vormt prof. Gunning, als Jan Jacob bij de hoogleraar aan huis een tentamen komt afleggen. „Het wetenschappelijk gedeelte ging ongemerkt in tedere zielzorg over, en deze loste zich op in een ootmoedig knielen met de onrijpe student om hem en zijn geestelijk leven in ’s Heeren hand te leggen en voor hem een priesterlijk hart te vragen…”
De jonge student maakt een studiereis naar Neuchâtel en Lausanne en verblijft negen maanden in Parijs om een evangelisatiegezelschap te assisteren. Als hij zich in 1892 beroepbaar stelt, ontvangt hij een beroep van de Waalse gemeente in Maastricht. Het wordt geen succes. Ds. Van den Herik beschrijft hoe ongelukkig Knap zich daar voelt. ‘Maastricht’ was een foute keuze, een vlucht, weg van de strijd en woelingen rond de Doleantie. Zodra de gelegenheid zich voordoet, neemt hij een beroep aan naar Groningen, waar hij in eerste instantie de Waalse gemeente dient, maar vanaf 1897 verbonden is aan de hervormde gemeente. Hij weet zijn plek in de kerk der vaderen. Letterlijk; waar zijn vader en grootvader dienden. In de Hervormde Kerk, daar hoort hij thuis.
„De inhoud is kostelijk. De vorm schoon”
De persoon en het werk van ds. J. J. Knap Czn. zijn altijd breed gewaardeerd. Bij zijn 40-jarig ambtsjubileum verschijnt een aflevering van Oude Paden met bijdragen van 21 mensen uit de omgeving van de predikant. Een kerkelijk breed palet van dr. B. Wielenga tot prof. K. Schilder, dr. F. W. Grosheide, ds. D. van Dijk (van de drankbestrijding) en veel anderen. In de loop der jaren is de waardering voor Knap en zijn publicaties niet minder geworden; in confessionele kring waartoe Knap zichzelf rekende, tot ver daarbuiten. Een willekeurige greep.
De Waarheidsvriend, het huisblad van de Gereformeerde Bond, had de rubriek ”Rondom de leestafel”. Elke publicatie van Knap krijgt daar ruimte, wordt zelfs met gejuich ontvangen: „Een gereformeerd man spreekt hier. De inhoud is kostelijk. De vorm schoon. De boeken van Knap achten wij op dit gebied onder de beste die hedendaags worden uitgegeven.” (Bij het verschijnen van ”In den Schuilplaats”, 1913.) „Dit is het eerste boek, dat ds. Knap publiceerde. Niemand kende ds. Knap toen nog als schrijver. Sinds is hij in gansch ’t land vermaard.” (Bij de derde druk van ”In de velden van Efratha”, 1913.)
In 1915 dreigt er enige treurnis onder de bonders: „We maakten ons een weinig ongerust. Eerst verschenen de Nummers van dit maandschrift (Oude Paden, AvT) zo geregeld, maar daar bleven ze ten slotte helemaal weg. Wat mocht de oorzaak zijn? Geen intekenaren genoeg? De uitgave gestaakt? Of had de schrijver het bijltje er bij neergelegd? Doch gelukkig daar verschenen nr. 6 en 7 tegelijk. (…) „Een ongemak aan den rechterarm, dat mij eenige maanden in het schrijven belemmerde, is de onvrijwillige oorzaak van de vertraging in de uitgave”, zoo meldt Ds. Knap. Wij verblijden er ons hartelijk in, dat deze uitgave niet gestaakt is.”
Dr. Van Brummelen (over ”De Heidelbergsche Catechismus” van Knap): „Met terzijdestelling van de ietwat bloemrijke stijl toch een werk van gehalte om de evenwichtige en klare wijze van uiteenzetting.” Het was dezelfde Van Brummelen die drs. A. J. van den Herik op het spoor van Knap zette. Van den Herik pakte de handschoen op en schreef een (ook voor dit verhaal ruim geraadpleegde) biografie van de Groninger predikant.
Zo veel vertrouwen genoot Knap binnen de Gereformeerde Bond dat veel artikelen van zijn hand werden geplaatst in De Vaandrager, het orgaan van de Bond van Ned. Herv. Jongelingsvereenigingen op Gereformeerde grondslag.
Dr. K. Schilder, een persoonlijke vriend van Knap, spreekt van diens „fijnzinnige uitdrukkingswijze die gepaard gaat met een oratorische zwier (…) en een bijna volmaakte architectuur. Knaps prediking is op haar best als ze „de ziel en haar regionen” betrof.”
Ds. P. J. Stam schreef in 1995 positief over Knap, maar vindt hem „doorgaans te zacht, te lief, te vriendelijk en te beschrijvend.” Hij mist Luthers en Kohlbrugges directheid, scherpte en diepte. „Er vindt geen aardbeving plaats. Ik word er niet door doodgeslagen.”
Emeritus predikant J. M. Kleppe van de Gereformeerde Gemeenten ontdekte Knap via een boekje dat hij kocht op de Rotterdamse markt. Daarna verzamelde hij zo veel mogelijk van zijn werken. „Ds. Knap heeft mij leren spreken. Maar dat niet alleen, hij kan zijn lezer meeloodsen door exegetische wateren, hij plaatst Christus steeds weer in het middelpunt en schildert in zichzelf verloren zondaren die genadige Middelaar zo voor dat het je hart brandend maakt. Vaak dacht ik bij het lezen van zijn werken: „Knap, Knap, wat ben je toch knap.””
Knap en de kerk
Na een aanvankelijke zoektocht via het ethisch gedachtegoed en de Waalse kerk vindt Knap uiteindelijk zijn oude verworteling weer; hij is hervormd in hart en ziel. Wat niet wegneemt dat hij grote sympathie koestert voor veel verwanten die zich buiten de Hervormde Kerk bevinden. Voor Kuyper heeft hij grote bewondering, maar hij deelt diens kerkelijke standpunt niet. Knap is kerkelijk, maar niet kerkistisch. Ook daarmee staat hij in de lijn van zijn vader en grootvader. Opa Jan Jacob Knap stond onder grote invloed van ds. Brummelkamp, maar volgde deze predikant in 1835 niet op diens weg van afscheiding. Zijn liefde voor de Hervormde Kerk was te groot. Zoals Knap sr. zijn positie bepaalt in de tijd van de Afscheiding, zo staat Knap Czn. zijn mannetje tijdens Doleantie en Richtingenstrijd.
Knap en zijn prediking
Altijd heeft Knap de volle nadruk in zijn leven gelegd op de prediking van het Woord. Graag trekt hij de lijn van zijn leven naar die van de Emmaüsgangers. „Ik weet, dat Christus mij ingehaald en Zijn hand op mijn schouder gelegd heeft. Voor mij was dat het moment, waarop Hij mij in beslag nam, en mij als de Koning requireerde als Zijn knecht, die het Evangelie van kruis en kroon moest prediken. Maar het brandende hart is toch eigenlijk pas gekomen, toen hij mij door Zijn genade en Geest inleidde in de kennis des Woords en het mij in Zijn waarachtige heerlijkheid ontsloot, zoals gij soms plotseling de blauwe hemel door de wolken heen ziet breken.”
Knap en de bevinding
Van Knaps publicaties is wel gezegd dat ze onvoldoende bevindelijk zijn. Een lastig punt, omdat het de vraag oproept wat onder bevinding verstaan moet worden. Als bedoeld wordt dat Knap de gangen en wegen die God met Zijn volk kan gaan niet uitgebreid op schrift stelt, dan is die kritiek terecht. Als bedoeld wordt het geheimenis dat Gods Geest onder de prediking het Woord kracht geeft in de ziel, dan kun je ook bij Knap terecht. Want bevinding wordt dan niet door de predikant –ook niet door Knap– gemaakt, maar het is de diepe ervaring dat de Geest het hart opent voor het Woord. Daar heeft de overtuiging plaats, daar wordt diep gebogen. Daar valt een dominee weg.
Tegelijk zal waar zijn dat Knap, met zijn karakter en gezien zijn context, meer de gave had om op de fluit te spelen, dan klaagliederen te zingen.
Knap en het werk der liefde
Ds. Knap schenkt aandacht aan het maatschappelijk sociale leven. Daarbij is hij vooral praktisch ingesteld. Hij participeert in het Groningse wijkwerk, „waartoe ook een bijbeljuffrouw behoort, die Bijbels op afbetaling verkoopt. Die methode is in de praktijk nog zo kwaad niet, want dan komt de juffrouw regelmatig in de gezinnen.” Van groter belang is de drankbestrijding waaraan Knap meewerkt. Hij neemt mede het initiatief voor een koffiewagen, die langs bouwplaatsen rijdt en op de weekmarkt staat.
Naast deze praktische invullingen van het werk der liefde schenkt hij in Oude Paden, maar ook in verschillende andere publicaties, aandacht aan onderwijs en sociaal werk.
Knap en zijn tijdredes
Verschillende tijdredes die ds. Knap houdt, worden in druk uitgegeven. Voor een dubbeltje is de Oranjerede die hij houdt bij het koperen huwelijksjubileum van prins Hendrik met koningin Wilhelmina (1913) al enkele dagen later te koop. Al eerder verschijnt zijn intredepreek in hervormd Groningen en zien redes tegen alcoholmisbruik het licht. In 1914 zijn de kerkelijk verkiezingen „en het ernstige gevaar, dat onze Kerk van vrijzinnig en half-vrijzinnige zijde bedreigt” reden voor een rede. Maar ook de bevestiging van kerkenraadsleden, verwerping van reorganisatievoorstellen in de kerk, het einde van de Eerste Wereldoorlog en de woelingen in de nieuwe tijd of de Kamerverkiezingen van 1922 zijn aanleiding voor een brochure. De opbrengst van deze uitgaafjes is meermaals voor goede doelen.
Knap en het nazisme
Als in de jaren dertig van de vorige eeuw het nationaalsocialisme voet aan de grond krijgt, komt Knap in Oude Paden al tot een scherpe afwijzing. „De snelle opmars van het nationaal-socialisme in Duitsland, thans bekroond met de aanvaarding der vrijwel absolute regeermacht van Hitler, wat is het anders dan de vurige begeerte land en volk (…) te leiden naar de onbelemmerde vrijheid van het ”Deutschland über alles in der Welt?”" Als het gaat om antisemitisme geldt voor Knap: „Handen thuis! – deze spreuk geldt voor afzonderlijke mensen en voor staten.” Met interesse volgt Knap later ook de Duitse kerkstrijd.
Lees ook in Digibron
De kerkelijke plaats van ds. Knap : Drs. Van den Herik schrijft kleine maar fijne kerkhistorische studie (Reformatorisch Dagblad, 30-06-1999)
De betekenis van dominee J. J. Knap Czn. (De Waarheidsvriend, 15-04-1999)
Ds. Jan Jacob Knap Czn. 1867 - 1945 (Oude Paden, 01-12-1997)
Ds. J.J. Knap Czn. (1867-1945) (IV) (De Wekker, 28-07-1995)
Ds. J.J. Knap Czn. (1867-1945) (III) (De Wekker, 21-07-1995)
Ds. J.J. Knap Czn. (1867-1945) (II) (De Wekker, 14-07-1995)
Ds. J.J. Knap Czn. (1867-1945) (I) (De Wekker, 30-06-1995)
Zijn roemen is nog te veel kamermuziek : Stichtelijke werken ds. J. J. Knap Czn. bij duizenden bekend, geliefd en gelezen (Reformatorisch Dagblad, 09-06-1995)