Kerk & religie

Prof. Van den Belt: Kritiek op Gereformeerde Bond in lijn met geschiedenis

Een zwarte dag voor de Gereformeerde Bond (GB) noemde L. M. P. Scholten het destijds in De Wachter Sions. Op 12 januari 1978 hield drs. K. Exalto een lezing over de roeping op de predikantencontio van de GB waarin hij dr. C. Steenblok beschuldigde van pelagianisme, de overtuiging dat de mens zonder goddelijke tussenkomst vrij is te kiezen tussen het goede en het kwade.

Van onze verslaggever
6 January 2017 09:35Gewijzigd op 16 November 2020 09:30
beeld RD, Anton Dommerholt
beeld RD, Anton Dommerholt

Prof. dr. H. van den Belt riep deze geschiedenis gisteren in herinnering, op de tweede dag van de predikantencontio 2017 in Doorn. De bijzonder hoogleraar gereformeerde godgeleerdheid vanwege de Gereformeerde Bond in Groningen hield een lezing over hetzelfde onderwerp, ”De roeping door het Evangelie: Volmacht en vrijspraak in de prediking”.

Drs. Exalto naspreken wil hij niet. „Dr. Steenblok pelagiaans noemen is vragen om problemen. Exalto vond dat volgens mij leuk om te doen.” Wel ziet de hoogleraar dat de kritiek op de Gereformeerde Bond (GB) vanuit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Gereformeerde Gemeenten in veertig jaar tijd niet is veranderd. In 1975 schreef ds. K. de Gier in De Saambinder over de toenmalig algemeen secretaris van de GB, dr. ir. J. van der Graaf, dat hij ongenuanceerd was in het uitdragen van de idealen van theoloog prof. P. J. Hoedemaker. „Ik citeer: „Hierdoor wordt de Gereformeerde Bond meer gestuwd naar een voorwerpelijke prediking en dit is nu juist wat de Gereformeerde Bond niet nodig heeft, want een dergelijke prediking is er maar al te veel.”

Van der Graaf, die juist de zaal in Nieuw Hydepark in Doorn komt binnenlopen: „Het is me een eer!” Prof. Van den Belt: „Het is een geruststellende gedachte dat in de Gereformeerde Gemeenten vandaag nog altijd dezelfde kritiek op de Gereformeerde Bond klinkt. Wat dat betreft is de recente kritiek van ds. J. M. D. de Heer op dr. J. Hoek in De Saambinder in continuïteit met de geschiedenis.”

Hij vervolgt zijn lezing door in te gaan op het onderscheid tussen de uitwendige en de inwendige roeping. „Het gaat om een klassiek onderscheid dat terug te voeren is op het werk van Augustinus, die in zijn anti-pelagiaanse geschriften onderscheid maakte tussen een algemene roeping en de roeping van de uitverkorenen.”

Het onderscheid werd ook door Calvijn gemaakt. Volgens prof. Van den Belt is de laatste versie van Calvijns Institutie, die uit 1559, niet zo helder als de eerdere edities uit 1536 en 1539. Dan schrijft Calvijn dat God de verkiezing openbaart door Zijn roeping. De roeping is het getuigenis van de verkiezing en bestaat uit de prediking van het Woord en uit de verlichting door de Heilige Geest.

Prof. Van den Belt, Calvijn citerend: „Als we twijfelen of we wel in de hoede van Christus opgenomen zijn, „komt Hij ons in die twijfel tegemoet, doordat Hij Zich als onze Herder aanbiedt en verklaart dat wij tot Zijn schapen gaan behoren, indien wij Zijn stem horen. Laten we daarom Christus omhelzen, Die ons zo vriendelijk voorgesteld wordt en tegemoet treedt.””

„Ik stond erbij”

De kritiek dat de prediking in de kring van de GB niet separerend genoeg zou zijn, pareert de hoogleraar door te stellen dat „waar de separatie sterk benadrukt wordt, de prediking vaak blijft steken in een oproep tot een onmogelijke bekering en een beschrijving van het geestelijke leven van Gods volk. Dat heet bevindelijk, maar is eigenlijk heel voorwerpelijk: „Ik stond er bij en ik keek er naar, o het was een wonder.””

Dat risico acht prof. Van den Belt in GB-kring niet zo groot. „Het risico is bij ons eerder dat de preek te algemeen wordt, omdat de geloofsrelatie met Christus te veel is verondersteld. Dan ligt de zelfgenoegzaamheid op de loer en klinkt het eerder: „We zingen en we springen en we zijn zo blij, want er zijn geen stoute kinderen bij.”

In het gesprek na de lezing stelt ds. W. van den Hul het onderwerp „verdraaid ingewikkeld” te vinden. Gelach volgt. „Kohlbrugge zei: „Smijt het Woord er maar in en je kunt wonderen verwachten.” Maar, ik vind het wel heel knap hoe u het zegt.”

Prof. Van den Belt: „Het is goed om met Kohlbrugge buiten onszelf te beginnen. Maar dat is ook een kwetsbare positie. Met een beroep op Calvijn kun je dat altijd ongenuanceerd noemen. Sommigen van ons moeten het lastige traject doorlopen van het leren verstaan van de teksten in hun historische context en daaruit een vruchtbare toepassing maken voor nu.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer