Theologenblog (Arnold Huijgen): Beperk theologische debat niet tot studeerkamer
Het commentaar (RD 19-1) over de openheid of beslotenheid van academische discussies had een opvallend slot: „Wat hebben gedachtespinsels van professoren in de theologie al geen onrust gebracht in de kerken. Het is zinvol als professoren nog eens nadenken over het advies van de eerste rector van de Utrechtse universiteit Voetius om wetenschappelijke discussies in het Latijn te voeren, zodat het kerkvolk niet in verwarring raakt. Latijn beheersen maar weinigen meer. De gedachte dat niet alles voor ieders oren en ogen is bestemd, is echter zeker het overwegen waard.”
Is het verstandig om theologische discussies af te schermen van een breder publiek? Drie antwoorden zijn hier volgens mij waar:
Het eerste antwoord: ja! Theologie is nu eenmaal een vak en discussies tussen vakgenoten kunnen snel misverstaan worden en onrust oproepen bij een breder publiek. Bovendien geldt in de wetenschap dat je weleens met een gedachte moet kunnen spelen, een hypothese testen, en dat er onconventionele vragen gesteld moeten kunnen worden. Als dat over gevoelige onderwerpen gaat en het grote publiek voortdurend kritisch meekijkt, worden studenten en wetenschappers terughoudend.
Zie ook de discussie rond professor Maat, waar het commentaar over ging. Hij zegt ook dat je nu eenmaal een academische rust en vrijheid moet hebben om over je vak te discussiëren. Zonder dat je voortdurend elk onderdeel moet uitleggen en zonder dat je je voortdurend moet verantwoorden. Theologie en kerk hebben verschillende taken.
Het tweede antwoord: nee! Wetenschappers beginnen net fatsoenlijk te leren met de samenleving te communiceren; dan is het een verkeerd signaal om theologen te willen verbannen naar een ivoren toren. De kerk heeft er belang bij dat het geloof steeds herbront en dat eigentijdse vragen kritisch worden belicht. Laten we niet onderschatten hoeveel kerkleden boordevol vragen opgelucht ademhalen als ze merken dat hun vragen publiek gesteld mogen worden. Daarbij hebben theologen niet zozeer de taak altijd maar te zeggen hoe het zit, maar vragen te verhelderen en opties op tafel te leggen en te wegen.
Het helpt ook niet als iedereen aan discussies mag meedoen behalve de theoloog. Mensen blijven toch nadenken over God. En logischerwijs springen die gedachten alle kanten op. Goede theologie is dan heel verhelderend. Het helpt de kerk katholiek én fris te blijven, en om boven traditionele antwoorden en culturele patronen uit te luisteren naar de stem van de Goede Herder.
Als deze interactie met de gewone gelovigen niet plaatsvindt, kan wetenschappelijk nadenken over God ook zomaar een dorre, abstracte boel te worden. Terwijl echte theologie juist midden in het leven staat! Luther zegt ergens: „Door te leven, dat is door te sterven en onder te gaan word je theoloog, niet door te lezen, intellectueel bezig te zijn en te speculeren.”
Het derde antwoord: dat hangt ervan af. Het delen van theologische discussies is afhankelijk van de context.
De predikant moet wel theoloog zijn, maar hoort de preekstoel te gebruiken om het Evangelie te verkondigen, niet om theologische discussies te voeren.
Op catechisatie kan theologie heel goed ter sprake komen. Catechisanten stellen nu eenmaal vaak meesterlijke theologische vragen.
Kerkbladen zijn geschikt om gerijpte inzichten te delen om zo het (theologisch) gesprek onder christenen te verhelderen en daarin een richting te wijzen.
In leeskringen van gemeenteleden en op toerustingsavonden kunnen theologen betrokken worden in discussies.
Het is dus niet nodig dat theologen onderling alleen in academische vaktaal discussiëren – of dit nu Engels is of het Latijn. Wel kan academische distantie af en toe geen kwaad. Eigenlijk komt het gewoon neer op gezonde ”prudentia”.
Arnold Huijgen is universitair hoofddocent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.