Nooit meer sjorren of hijsen
Veel klanten van de Rotterdamse kleermaker Chris Ezerman hebben gemeen dat hun postuur niet standaard is. Zijn doel: een kledingstuk maken waardoor ze blij worden met hun silhouet.
Ezerman begon zijn carrière bij een bedrijf dat uniformen maakte. Een goede leerschool, vindt hij zelf, terugkijkend. „Zeker in het leger wordt sterk op de pasvorm gelet. Een uniform moet perfect zitten. Dat onderstreept iemands positie.”
Dat geldt trouwens ook buiten de militaire wereld. Hij noemt de Duitse bondskanselier Angela Merkel als voorbeeld van een politica die dat heel goed doorheeft. Zij zet door de jasjes die ze draagt „een heel consistent beeld” neer. „Wat mensen er verder ook van vinden: wat ze draagt is van sublieme kwaliteit. Daar kiest ze bewust voor. Hier staat iemand die je kunt vertrouwen – dat straalt ze daarmee uit.”
Een goede pasvorm en stof van goede kwaliteit gaan daarbij hand in hand. „Ik adviseer vrouwen die werkzaam zijn in het zakenleven om voor een kostbaar materiaal te kiezen. Die stof straalt uit wat je wilt verdienen. En het geeft hun een gelijkwaardige positie ten opzichte van mannelijke gesprekspartners in maatpak.”
Maatconfectie
Ezerman ziet dat steeds meer mensen interesse hebben voor maatwerk. Dat heeft volgens hem te maken met de opkomst van maatconfectie, waarbij een confectiepak in de fabriek voor iedere klant wordt aangepast. Tijdens een meet- en passessie worden de maten vastgelegd en worden stof, voering en knopen uitgezocht. Aan de hand van die gegevens wordt het pak in een fabriek ver weg in elkaar gezet. Vier tot zes weken later kun je het afhalen.
Modeketen Suitsupply heeft deze manier van werken in Nederland groot neergezet. Daarna kwamen de ”traveling tailors” op: die komen op kantoor bij je langs om je daar een pak aan te meten. Gerenommeerde modezaken werken inmiddels ook steeds meer volgens deze methode.
Ezerman is niet negatief over maatconfectie. „Zeker als je zo’n pak koopt in een kledingzaak, waar je wordt geholpen door mensen met veel ervaring die inzicht hebben in pasvormen.”
Maar het is geen maatwerk. „Als ik voor iemand een kledingstuk maak zijn er diverse pasmomenten. Daarbij kijk je hoe het zit en pas ik in overleg met de klant details en pasvorm aan. Het is een proces van continue verfijning. Een kledingstuk groeit daardoor in de beleving van de klant naar hem toe.”
Zien dat iets niet goed zit is één ding, het oplossen nog weer heel iets anders. „Dat is een kwestie van ervaring en vakmanschap. Een mouwinzet goed aanpassen is best ingewikkeld. Maar meerdere correcties tegelijk uitvoeren is nog moeilijker. Hoe zorg je ervoor dat de kraag bij een man met een overontwikkelde borstkas goed aansluit? Hoe de holle rug in dat aansluitende jurkje? Ik zit nu zo’n dertig jaar in het vak maar leer nog regelmatig.”
Bovenarmen
De klantenkring van Ezerman telt relatief veel mensen die geen standaardmaat hebben. En die er dus niet in slagen om in de winkel een goed passend jasje of kostuum te vinden. „Een van mijn klanten heeft bijvoorbeeld toen ze jong was veel geroeid. Daardoor zijn haar schouders en bovenarmen extra ontwikkeld.” Daar zijn confectiematen niet op berekend. Dus in een winkel vindt ze heel moeilijk een jasje dat haar goed past.
Ezermans doel: een kledingstuk maken waardoor een klant blij wordt van zijn silhouet. „Als iemand brede heupen heeft, voeg je details toe om ervoor te zorgen dat alles beter in verhouding komt.”
Op maat gemaakte kleding is relatief kostbaar, maar je doet er ook langer mee. „Als je er netjes mee omgaat zeker een jaar of vijf.” Als het gewicht in die tijd een paar kilo toeneemt is er nog geen man overboord. Ezerman vertelt dat hij zijn kleding altijd extra inleg –een brede naad– meegeeft, zodat het eventueel uitgelegd kan worden. Het gebeurt ook regelmatig dat klanten met zo’n verzoek naar hem toe komen.
Sparen
Al is maatwerk best prijzig, dat betekent niet dat Ezerman alleen mensen met veel geld over de vloer krijgt. „Zeker niet. Ik hoor regelmatig van klanten dat ze er echt voor gespaard hebben.” Soms tobben ze dan al jaren met confectiekleding die –vanwege hun niet gemiddelde postuur– niet lekker zit: te strak of juist te slobberig, scheef trekkend of afzakkend. Als hun op maat gemaakte kledingstuk klaar is, is dat volgens Ezerman een openbaring. „Je hoeft er niet aan te sjorren of te hijsen. Maatwerk zit zo goed dat je niet voelt dat je het aan hebt.”
De prijs heeft ook iets relatiefs. Je zou eigenlijk moeten kijken naar wat het uiteindelijk per draagbeurt kost. Dat kan bij een intensief gedragen zakelijk pak dus best nog meevallen.
Maar Ezerman constateert dat mensen gemakkelijker veel geld uitgeven aan kleding voor een speciale gelegenheid dan voor hun werk. Bijvoorbeeld de moeder van de bruid die voor de grote dag een bijzondere jurk wil. Terwijl zo’n kledingstuk dan maar één keer gedragen wordt.
>chrisezerman.nl
Wat het kost
Een goede pasvorm is vakwerk. Dat mag dus wat kosten.
„Als je het over maatconfectie hebt, ligt de ondergrens voor een goed pak bij ongeveer 599 tot 699 euro”, schat Ezerman. Er zijn ook goedkopere aanbieders, maar daar heeft hij niet zo veel fiducie in. „De zogenaamde travelling tailors bieden ook wel pakken aan voor een lager bedrag.” De kans is groot dat daarvoor kwalitatief mindere stofsoorten worden gebruikt.
De prijs voor echt maatwerk ligt daar beduidend boven. Ezerman noemt als richtbedrag 2000 euro, maar afhankelijk van de gebruikte stof en de toegepaste technieken kan dat ook meer zijn.
De prijs voor een tweedelig pak voor een vrouw begint rond de 1500 euro. Voor een jurk moet je aan 500 tot 750 euro denken. „Maar het hangt allemaal sterk af van het materiaal. Zijden satijn is bijvoorbeeld erg kostbaar.”