Muziek

Christian Müller: meer dan het orgel in de Bavo

AMSTERDAM – De man die het imposante orgel in de Haarlemse Bavo bouwde, overleed 250 jaar geleden. Het instrument is wereld­beroemd, over Christian Müller is echter nog veel onduidelijk. Ook zijn werk wordt niet altijd op de juiste waarde geschat. „Wie alleen op Haarlem afgaat, krijgt een verkeerd beeld van deze orgelbouwer.”

21 May 2013 17:06Gewijzigd op 15 November 2020 03:41
Het orgel in de Waalse Kerk van Amsterdam: een van de best bewaarde instrumenten van Christian Müller. Foto Sjaak Verboom
Het orgel in de Waalse Kerk van Amsterdam: een van de best bewaarde instrumenten van Christian Müller. Foto Sjaak Verboom

Het moge dan Müller­jaar zijn, het blijft nog tamelijk stil rond de Duits-Nederlandse orgel­bouwer. Later dit jaar wordt bij wijze van herdenking een aantal concerten gegeven op drie van zijn belangrijkste instrumenten, verder lijkt de orgel­wereld aan het sterfjaar van Müller voorbij te gaan.

Ook in de literatuur schijnt de orgelbouwer een buitenbeentje. Terwijl er over orgelbouwers als Bätz, Witte en Cavaillé-Coll dissertaties verschenen, moet Müller het nog altijd doen met losse studies naar een van zijn instrumenten. „Het is me een raadsel waarom nog niemand een boek over Müller heeft geschreven waarin leven en werk van de man integraal aan de orde komen”, zegt Gerben Gritter (1979) uit Amsterdam. Hij is degene die daar verandering in gaat brengen. Binnen afzienbare tijd hoopt hij zijn dissertatie over de orgelbouwer, die hij schrijft bij prof. dr. Albert Clement, te kunnen afronden.

Müller loopt als een rode draad door het leven van Gritter, die opgroeide in Emmen. „Toen ik 11 was, bezocht ik voor het eerst de Bavo in Haarlem. Wát een orgel! Het maakte ongelooflijk veel indruk op me.” De jonge Gerben ging alles over het Haarlemse instrument verzamelen. „Die er­varing was ook een extra stimulans om mij serieus aan de orgelstudie te wijden.”

Op z’n 14e kreeg hij een aanstelling als organist van de Dorpskerk in Westerbork. „Daar staat het oudst bewaard gebleven Müllerorgel, dat in 1726 voor het Friese Beetgum werd gebouwd. Een klein instrument: één klavier, aangehangen pedaal, acht stemmen. Maar zo’n orgel zorgt ervoor dat je leert om inventief en creatief te zijn. Het heeft me gevormd.”

Voor zijn orgelstudie kwam Gritter in Amsterdam bij Jacques van Oortmerssen terecht. Die is al jaren organist van de Amsterdamse Waalse Kerk, waar een van de best bewaarde orgels van Müller staat: een instrument uit 1734. Gritter kreeg er les en is sinds 2000 als assistent-organist aan de kerk verbonden. Inmiddels woont hij aan het Walenpleintje voor de kerk en kan hij er in- en uitlopen.

Nóg intensiever ging Gritter met Müller aan de slag toen hij voor zijn studie musicologie in Utrecht een scriptie over de orgelbouwer schreef. „Die liep nogal uit de hand”, glimlacht hij. „Uiteindelijk heb ik een deel ervan als scriptie ingeleverd. Daarna ben ik verdergegaan met promotieonderzoek.”

Meesterknecht

Christian Müller: een bekende naam, maar over de eerste 25 jaar van zijn leven tast de onderzoeker nog vrijwel volledig in het duister. Gritter: „We weten dat hij in 1690 in het Duitse St.-Andreasberg in het Harzgebergte is geboren. Maar meer dan een geboorte- en doopdatum hebben we niet.”

Rond 1715 moet Christian naar Nederland zijn gekomen. „Het vroegste bewijs van zijn aan­wezigheid in Nederland dateert uit 1718. Dan werkt hij als meester­knecht bij de Amsterdamse orgelmaker Cornelis Hoornbeeck. Samen met hem heeft Müller gewerkt aan de bouw van een orgel voor de Ronde Lutherse Kerk in Amsterdam en aan de renovatie van het orgel in de Sint-Jan van Den Bosch.”

Korte tijd later, rond 1720, opent Müller in Amsterdam zijn eigen werkplaats. Hij krijgt in de stad al snel grote klussen: de uitbreiding van het nieuwe orgel in de Ronde Lutherse Kerk met een bovenwerk, de ombouw van het Duyschot­orgel in de Oude Lutherse Kerk, de herbouw van het Weidtmannorgel in de remonstrantse kerk. Ook in Leiden werkt hij aan de instrumenten van de drie hoofdkerken.

De ster van Müller rijst. Als in 1724 de organist van de Jacobijnerkerk in Leeuwarden naar het gewest Holland wordt gestuurd om een goede orgelbouwer te zoeken voor een nieuw instrument in zijn kerk, komt hij bij Müller terecht omdat hij onder de indruk is van het orgel in de Ronde Lutherse Kerk. Müller krijgt de order en verhuist het jaar erop met zijn gezin naar Leeuwarden. In 1727 is het orgel voor de Jacobijnerkerk af: met 3 klavieren en 38 stemmen een omvangrijk instrument.

Wat het eigene is van Müllers visitekaartje? Gritter: „Qua dis­positie is het bijna hetzelfde orgel als dat van de Ronde Lutherse Kerk. Het instrument heeft zowel Hollandse als Duitse kenmerken. De frontopbouw met de driedelige tussenvelden is typisch Hollands, net als de Cornet op het rugwerk ter ondersteuning van de gemeente­zang. Dat is de traditie van Duyschot en Hoornbeeck. Maar de pedaaltorens komen uit de Noord-Duitse traditie. Een andere Duitse invloed is de Viola di Gamba. Tot 1720 was dat register in Amsterdam onbekend, tot Müller het in de Ronde Lutherse Kerk gebruikte en vervolgens ook in de Jacobijnerkerk.”

Wereldberoemd

Na Leeuwarden is Müller in Amsterdam weer met het middelgrote en kleine werk bezig. Reparaties, een nieuw orgel voor de Waalse Kerk in Amsterdam, de bouw van klavecimbels. Maar dan komt de order die hem wereldberoemd zal maken: een nieuw orgel voor de Bavo in Haarlem.

Gritter: „Het stadsbestuur van Haarlem wilde een prestigieus orgel, onder andere om Alkmaar te overtreffen. Samen met Moreau en Garrels vormde Müller in die tijd de grote drie in de orgelbouw. Moreau was in de Sint-Jan van Gouda bezig, Garrels was niet in beeld, Müller was bekend bij Bavo-organist Henricus Radeker.”

Müller verhuist in 1735 naar Haarlem en bouwt een orgel dat alleen al voor het zicht imposant is: vanaf de grond bijna 30 meter hoog, gigantische pedaaltorens aan weerszijden om de 32-voets registers te kunnen herbergen en rijk gedecoreerd.

Gritter: „Het instrument was in die tijd uniek voor Nederland. Een paar jaar later wordt het zelfs in Oost-Duitsland geroemd. Het orgel dat Schnitger even daarvoor in de Grote Kerk van Zwolle had gemaakt, was niet slechter, had zelfs meer registers en een extra klavier. Maar het wordt minder vaak genoemd.”

Hoewel het dé Müller is, is het Bavo-orgel „grappig genoeg niet zo karakteristiek voor de stijl van Müller”, zegt Gritter. „Als je alleen op Haarlem afgaat, krijg je een verkeerd beeld van deze orgelbouwer. Het Bavo-orgel heeft veel Noord-Duitse kenmerken, die je bij zijn andere instrumenten niet tegenkomt. Dat elk manuaal én het pedaal min of meer complete koren van prestanten, fluiten en tongwerken hebben, is uniek. Andere orgels hebben een sterke scheiding tussen de klavieren: een hoofdwerk en rugpositief met hoofdzakelijk sterke registers, en een bovenwerk met hoofdzakelijk fluitregisters en solotongwerken. Ook een Bazuin 32’ op het pedaal: dat kwam nog niet voor in Nederland, wel in Hamburg.”

Haarlem is in feite een vreemde eend in de Müllerbijt, stelt Gritter. „Op basis van de rest van zijn oeuvre zou je de opzet van het Bavo-orgel niet kunnen voorspellen.”

Bijstelling

Als Müller in 1763 overlijdt, zet zijn zoon Pieter het bedrijf voort, maar die krijgt geen grote opdrachten. Dat is anders met Müllers belangrijkste leerling, Johann Heinrich Hartmann Bätz. „Deze bouwde in 1770 voor de Grote of St.-Lievensmonsterkerk in Zierikzee een drieklaviers orgel met een dispositie waarin die van het Müllerorgel in Haarlem is te herkennen”, aldus Gritter.

Wie het oeuvre van Müller overziet, moet concluderen dat hij een grote orgelbouwer was, zegt Gritter. „Het lijkt misschien niet zo veel, maar als je alles bij elkaar optelt, inclusief een aantal kabinetorgels, is zijn oeuvre toch omvangrijk. Zijn concurrenten Moreau en Garrels hebben minder nagelaten. Daarbij heeft Müller in totaal aan zo’n zestig orgels gewerkt, waaronder vrijwel alle instrumenten in Amsterdam. In 1762 wordt Müller in Duitsland zelfs de beroemdste orgelbouwer van Holland genoemd.”

Wat is Gritters wens in dit Müller­jaar? „De waardering is er wel, vooral vanwege Haarlem. Müller wordt vaak in één adem genoemd met Schnitger en Silbermann. Ik denk wel dat bijstelling van het beeld nodig is. Zijn stijl is minder Noord-Duits dan vaak op basis van Haarlem wordt gesteld.

Wat de mooiste Müllerorgels zijn? Eigenlijk zijn ze allemaal mooi. Maar het orgel van Beverwijk uit 1756 en dat van de Amsterdamse Waalse Kerk behoren tot mijn favorieten.”


Zie ook:

De gemeentezangorgels van Muller

Niet meewarig doen over orgel Bavo

Perikelen op orgelbalkon in Oude kerk

Drents Mullerorgel in ere hersteld

Het Bavo orgel heeft een verkeerde kleur

Orgel Waalse kerk in Amsterdam treedt eindelijk uit de schaduw

Klaas Bolt brengt oude gegevens aan het licht

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer