Crisis brengt blijvend welvaartsverlies
Worden het zeven magere jaren, wordt het een verloren decennium, is ons continent misschien economisch op z’n retour? Vragen die rijzen nu de crisis almaar aanhoudt, we van de ene in de andere recessie rollen en perspectief op een krachtige opleving ontbreekt.
De Lissabonagenda. Weinigen zullen dat begrip nog kennen. In maart 2000 bereikten de EU-regeringsleiders in de Portugese hoofdstad overeenstemming over allerlei gewenste maatregelen, zoals uitbreiding van het budget voor innovatie, die erop gericht waren de Unie om te vormen tot in 2010 de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie van de wereld. Het bleek meer een droom dan een realistische optie. Maar toch, Europa koesterde destijds in ieder geval ambities en idealen, het optimisme spatte eraf.
In 2005 deden de lidstaten een poging tot reanimatie van het programma, want dat was toen al in de versukkeling geraakt. Alsnog uitvoering van de plannen zou het gemeenschappelijk bruto binnenlands product (bbp) permanent op een 8 procent hoger niveau brengen. Anders zakt de groei terug tot gemiddeld zo’n 1,25 procent, luidde de waarschuwing. En bij dit laatste werd geen rekening gehouden met een financiële crisis. Na het uitbreken daarvan verdween Lissabon geruisloos uit beeld.
Ervaringen met soortgelijke schokken in het verleden beloven weinig goeds. Het Centraal Planbureau (CPB) haalt in zijn publicaties na 2008 diverse keren onderzoeken aan waarin de gegevens zijn verwerkt van banken-, valuta- en schuldencrises in onder meer Noorwegen (1987), Zweden (1991), Thailand, Maleisië, Indonesië en Zuid-Korea (1997) en Argentinië (2001). Daaruit blijkt dat in de meeste gevallen het bbp niet terugkeert naar de trendlijn van voor de fatale gebeurtenissen. Er treedt dus in vergelijking tot wat de stand van zaken zou zijn geweest zonder die calamiteit blijvend een welvaartsverlies op. De aanvankelijke daling van de productie wordt niet gecompenseerd door een extra forse expansie later.
Een van de uitzonderingen is Zweden. Toen daar begin jaren negentig de luchtbel op de huizenmarkt leegliep, zaten de banken opgescheept met veel slechte leningen. De overheid moest te hulp schieten met nationalisaties. Enkele jaren erna lag de productie hoger dan bij voortzetting van de oude lange-termijnontwikkeling.
We zoomen in op Nederland. De economie hier floreerde van omstreeks 1985 tot 2000 volop. Tussen 1985 en 1990 was er een groei van jaarlijks gemiddeld 3,3 procent, tussen 1990 en 1995 van 2,1 procent en tussen 1995 en 2000 van zelfs 3,8 procent. Daarna, in eerste instantie onder invloed van het knappen van de internetbubbel, zette de versobering in: tussen 2000 en 2005 slechts 1,4 procent, tussen 2005 en 2010 vervolgens niet meer dan 1,0 procent. In geld uitgedrukt bedraagt het bbp nu rond de 600 miljard euro.
Het derde kwartaal van 2008, toen Lehman Brothers failliet ging, sloot af met een krimp ten opzichte van de drie maanden ervoor. Van die tijd tot op de dag van vandaag zijn er achttien kwartalen verstreken en daarvan lieten er negen, precies de helft, een min afdrukken. Daarbij nemen we aan dat ook oktober tot en met december van 2012 een teruggang heeft gebracht. Twee perioden achtereen een negatief cijfer betekent volgens de gangbare definitie een recessie. Daarmee zitten we momenteel in de derde recessie (triple dip) sinds 2008. Uiteraard speelt daarbij een belangrijke rol dat we snel na de bankencrisis de malaise van de schuldencrisis over ons heen kregen.
Vooruitzichten op een stevig herstel zijn er niet. Bestuursvoorzitter Paul Polman van Unilever zei recent dat hij rekent op nog tien jaar stagnatie in Europa. Als je daar niet van uitgaat, houd je jezelf voor de gek, meent deze topman uit het bedrijfsleven.
Het bbp in ons land verblijft voorlopig onder het niveau van 2008. Dat betekent al vijf jaar lang per saldo geen welvaartstoename. Afgezien van de Tweede Wereldoorlog, kwam dat na de depressie van de jaren dertig niet eerder voor. Toen duurde het tot 1936 voordat de omvang van de bedrijvigheid klom tot boven die in 1929.
Het CPB raamde vorig jaar voor 2015 een bbp-verlies in relatie tot de groeilijn van voor de crisis van 10 procent; en inmiddels zijn de omstandigheden verder verslechterd. Het is duidelijk: we beleven niet zomaar een inzinking, een gebruikelijke neergang binnen de conjunctuurgolf, maar er tekent zich een trendbreuk af.