Kerk & religie

„God-Nederland-Oranje is mythe”

AMERSFOORT - „De leus ”God, Nederland en Oranje” is een mythe.” Dr. Joris van Eijnatten is er stellig van overtuigd dat vóór 1830 geen enkele protestantse predikant of voorman een dergelijke samenhang tussen kerk, staat en vorstenhuis heeft gezien. „Dat zou getuigen van een geweldige hoogmoed.”

Kerkredactie
13 April 2006 09:16Gewijzigd op 14 November 2020 03:39
AMERSFOORT – God, Nederland en Oranje: Volgens de Amsterdamse historicus dr. Joris van Eijnatten doet geen van de drie leden van deze trits nog echt ter zake. „Wij kunnen de ideologische erfenis van de negentiende eeuw maar moeilijk loslaten.” Van Eijna
AMERSFOORT – God, Nederland en Oranje: Volgens de Amsterdamse historicus dr. Joris van Eijnatten doet geen van de drie leden van deze trits nog echt ter zake. „Wij kunnen de ideologische erfenis van de negentiende eeuw maar moeilijk loslaten.” Van Eijna

Van Eijnatten, universitair hoofddocent vroegmoderne geschiedenis aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, sprak woensdagavond in de St.-Henricuskerk in Amersfoort over het thema ”God, Nederland en Oranje”. Het was de eerste lezing in de vierdelige serie ”Plaatsen van herinnering” over de rol van het christendom in de Nederlandse identiteit, georganiseerd door het Nederlands Dagblad en het Historisch Documentatiecentrum van het Nederlands Protestantisme aan de VU.Paapse machthebbers
Van Eijnatten ziet de trits God, Nederland en Oranje als een typisch product van de negentiende eeuw. De leus, die in de eerste helft van die eeuw ontstond, was volgens hem vooral bedoeld om tegenover rooms-katholieken te benadrukken dat er een onverbrekelijke band bestond tussen Nederland en het protestantisme.

Van Eijnatten: „Conservatieve lieden uit vooral hervormde kring klaagden steen en been over de openlijke terugkeer van paapse machthebbers -nota bene in Utrecht, de zetel van Voetius-, en ze grepen terug op de idee van een protestantse natie. Met andere woorden: juist op het moment dat aan de culturele dominantie van het protestantisme werd getornd, werd een van de meest pakkende nationalistische motto’s van West-Europa bedacht: God, Nederland en Oranje.”

Da Costa
Kenmerkend voor de negentiende-eeuwse omgang met de geschiedenis is volgens hem het terugprojecteren van het devies op de zeventiende en de achttiende eeuw. „Orangistische pleitbezorgers van de protestantse natie deden het voorkomen dat er altijd al een Nederlandse volksgeest had bestaan, en alsof die volksgeest in zijn diepste wezen altijd al Oranjegezind, monarchaal en protestants was geweest.”

Nederland was vóór 1750 echter geen „natie” of eenheidsstaat, betoogde hij. De positie van de protestantse Oranjevorst was niet vanzelfsprekend. „Pas na 1800 komt onder invloed van de verlichting de natie op als een morele gemeenschap van burgers, die het protestantisme inwendig aanvaardden. Daarbij werd Oranje gezien als belichaming van de staat, als de opperburger.”

Dat „sacrale beeld” is terug te vinden bij iemand als Isaac da Costa. „Oranje en Nederland zijn één”, schreef deze in 1831. „Een drievoudig snoer wordt niet ligt verbroken, en Gods Woord is de band die Oranje en Nederland onverbrekelijk verbindt.”

Weinig toekomst
Er is weinig toekomst voor de leus ”God, Nederland en Oranje”, denkt Van Eijnatten. „Geen van de drie leden van de trits doet in Nederland nog echt ter zake. Het protestantse christendom ondergaat een ingrijpende transformatie. Nederland bestaat deels bij de gratie van Europa, terwijl steeds meer Nederlanders zich ook wereldburgers voelen. De troon van de Oranjes wordt door blootstelling aan de media langzaam afgebroken, en binnen Europa zal er binnen afzienbare tijd toch geen plaats meer zijn voor een erfelijk staatshoofd.”

Van Eijnatten constateert dat de Nederlandse identiteit in rap tempo verandert en dat het nationale aandeel in de identiteit van Nederlanders vervaagt. Nederlanders kennen meerdere identiteiten. „Die ontlenen zij onder meer aan hun Europees burgerschap, aan de al dan niet religieuze subculturen waartoe zij zich rekenen, en aan hun individuele karaktertrekken, behoeften en voorkeuren.”

Juist dit meervoudige karakter van identiteit biedt volgens hem kansen voor „identiteitsbewuste christenen.” „Trek je vooral niets aan van geleerde historici”, hield hij de ongeveer dertig aanwezigen voor. „Ze willen nationale canons voorschrijven. Stel liever je eigen canon vast, in het besef dat elke claim op het verleden relatief is en dat historische canons per definitie veranderlijk zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer