Lezersbrieven: dodenherdenking, geloofsdoop en het optreden van Israël
In de rubriek ‘Opgemerkt’ reageren lezers op artikelen uit het Reformatorisch Dagblad of op actuele thema’s.

Dodenherdenking
Voor de tachtigste keer was het 4 mei. De vlag halfstok. Een waardig gebeuren. Daarna volgde 5 mei. De vlag werd naar boven geschoven. Een feestelijke dag. Tussen haakjes: was er in ons land ook dankbaarheid jegens God? En toen werd het 6 mei. Het leven ging weer verder.
Maar die vlag dan? Moest die niet halfstok blijven hangen? Er vallen immers elke dag doden. Elke dag worden er jonge, ongeboren levens afgebroken. Gemiddeld honderd per dag en 30.000 per jaar. In ons ‘bevrijde’ Nederland. Jawel, we mogen in vrijheid onze christelijke levenswandel hebben. Maar die geaborteerde kinderen waren niet vrij en zelf weerloos tegenover de wrede handen van de zogenaamd daarin gespecialiseerde medici.
De vlag is opgeborgen tot volgend jaar. Daarom zijn nu elke dag gevouwen handen en naar de hemel roepende christenen nodig. Zoals Daniël bad: „O Heere, gedenk. O Heere, vergeef.” Mag ik iedereen oproepen om telkens te bidden voor de bescherming van het ongeboren leven? „Wie weet, God mocht Zich wenden.” Opdat dit vreselijke, sinds 1981 gelegitimeerde moorden niet eenmaal tegen ons zal getuigen. Opdat mannen en vrouwen tot bezinning zullen komen en bedreigde ongeboren levens behouden worden, om mogelijk straks eeuwig God te loven en te prijzen. Bid ook voor de werkers in het veld. En voor de overheid, opdat deze op haar schreden zal terugkeren en er bij leven en welzijn in 2026 geen 45-jarige abortuswetgeving zal zijn.
T.W. Kruithof, Nieuw-Lekkerland
Geloofsdoop
„Wij duwen niemand richting geloofsdoop”, zeggen drie voormannen van Hebron Missie (RD 8-5). Dat bracht me ertoe iets te vertellen over mijn ervaringen.
In 1949 ging ik naar de Geuzenschool (School met den Bijbel) in Hilversum en zo kwam ik via de Bijbelse geschiedenis in contact met het Evangelie. In 1955 –ik was toen twaalf jaar oud– droeg bovenmeester Nettinga, een lieve en wijze meester, de klas op te zingen: ”Daarboven juicht een grote schaar van kinderen voor Gods troon”. Hij verzocht mij echter, omdat ik de baard in de keel kreeg en totaal geen toon kon houden, mijn mond te houden. Maar ik bedacht dat ik, wanneer die grote dag zou aanbreken, niet met de andere kinderen zou mogen meezingen in die grote schaar, omdat ik (vanwege de oorlog) niet gedoopt was.
Ons gezin viel, na het overlijden van mijn moeder in 1958, uit elkaar en ik ging varen op de grote vaart. In mijn varenstijd heb ik de wereld gezien in al haar schoonheid maar... ook de sloppenwijken in de havensteden. Kinderen die honger hadden. Grote, donkere ogen vol angst. Die ogen weerhielden mij ervan om op te gaan in de wereld van drank en genot. In de boekenkist aan boord vond ik ”Uit het Boek der Boeken” (1959). Al lezende werd ik gevonden door de God van Israël. Tijdens Pinksteren 1969 werd ik, 27 jaar oud, in Bussum gedoopt door ds. Bijleveld. Mij werd toegezongen: „Hem tellen als in Israël ingelijfd”. De mooiste dag van mijn leven.
Klaas Hoekstra, Nijkerk
Celibatair homo zijn
Ik wil graag reageren op het (mijns inziens sterke) opinieartikel van Herman van Wijngaarden en ds. Willem Jan van de Velde over celibatair homo zijn (RD 10-5). Herman en Willem Jan hebben daarin een stukje uit mijn column uit het Nederlands Dagblad van 30 april geciteerd. Maar daar is iets misgegaan. De zin die zij citeerden, luidde: „In elk geval blijken bekendheid, hoge verwachtingen en een lijf dat (net als de meeste lijven) naar aanraking hunkert, de perfecte ingrediënten te zijn voor een dubbelleven.” Maar er had ”lijken” moeten staan in plaats van ”blijken”.
Vlak voor publicatie hebben de redactie van het ND en ik contact gehad over deze ene letter en we kwamen uit op ”lijken”. Eén letter kan behoorlijk verschil maken. In de papieren versie stond ”lijken”, maar in de digitale versie is ”blijken” bij vergissing toch nog blijven staan. Dat vind ik echt heel jammer. Want ”lijken” is een suggestie, je vraagt je iets af. Bij ”blijken” wordt er min of meer een conclusie getrokken, wat juist niet mijn bedoeling was.
Annemarie van Heijningen-Steenbergen, Alblasserdam
Vrijbrief Israël
Zonder afbreuk te doen aan de boodschap van Matthijs Klaassen (RD 7-5) wil ik een correctie aanbrengen op het citaat uit de Daniël (jongerenblad van de Gereformeerde Gemeenten) van 10 april. De overgenomen passage uit het interview met ds. Silfhout suggereert dat het in de zin gaat over het conflict. De gestelde vraag en de bredere context geven mij de indruk dat de woorden beter kunnen worden overgenomen als: „De NOS heeft een heel andere visie op het kennen van Israël dan de Bijbel.” Hierbij wordt ook de belofte van God aan Israël genoemd. Verder benoemt de tekst voor en na de vraag meermaals dat Israël fouten maakt. De strekking van het artikel is de noodzaak van zending en evangelisatie, aan beide kanten van het front.
Rick Tijssen, Opheusden
In Opgemerkt reageren lezers van het Reformatorisch Dagblad op de inhoud van de krant. Ook reageren? Stuur uw reactie (maximaal 250 woorden) naar opinie@refdag.nl. Op ingezonden brieven kan niet worden gereageerd.