Luther als gids tot heilige wanhoop
Hoe bekeert de Heere een zondaar? Is ellendekennis wel écht noodzakelijk? Is er eigenlijk wel sprake van een bekeringsweg, of moeten we geloven dat de Heere Jezus ook voor ons gestorven is en zijn we daarmee het heil deelachtig?
Dr. G.A. van den Brink zegt dat hij graag Luther als gids neemt (RD 27-12). Dat is een nobel streven. Uit de geschiedenis blijkt immers dat Luther door de Heere Zelf geleid werd. Ook stelt hij dat hij veel reacties heeft gekregen op zijn schrijven, maar dat de kritiekpunten „inhoudelijk onweersproken” blijven. Dat is onjuist. Verschillende predikanten en respondenten hebben Van den Brink bewijzen geleverd, maar hij schuift ze opzij alsof ze er niet toe doen.
Laten we Luther eens echt als gids nemen en lezen wat hij schrijft in bundel 30 van ”Stemmen uit Wittenberg”, een preek over Johannes 1:19-28. We laten hem volledig aan het woord om niet beschuldigd te kunnen worden van het verdraaien van teksten en het leveren van onvoldoende bewijs.
Vijandschap
„Zo is hij nu een echte, christelijke prediker, die niets anders dan dat predikt, wat Johannes verkondigt en voortdurend daarbij blijft. Namelijk, dat hij eerst de wet goed predikt, waaruit de mensen moeten leren, hoe grote dingen God van ons eist, waarvan wij niets kunnen doen uit onvermogen van onze natuur, verdorven door de val van Adam. En dus moet hij met het water van de Jordaan dopen; want het koude water betekent de leer van de wet. Die ontsteekt de liefde niet, maar blust ze veeleer uit; want door de wet leert de mens zien hoe zwaar en onmogelijk de wet te volbrengen is.
Daardoor wordt hij er een vijand van en zijn lust ertoe verflauwt en hij gaat voelen hoezeer zijn hart één en al vijandschap is tegen de wet. Dat is dan een heel zware zonde, dat men een vijand is van Gods geboden. Dan moet hij zich verootmoedigen en belijden dat hij een verloren mens is en dat al zijn werken, ja zijn hele leven zonde is.
Dan ziet hij wat het woord van Johannes betekent: “Bekeert u”. Dan begrijpt hij dat Johannes de waarheid zegt en dat iedereen zich moet beteren en zich bekeren. (…)
Als dus eerst de leer van de wet gepredikt en de doop volbracht is, zodat de mens verootmoedigd door zijn zelfkennis aan zichzelf en aan al zijn vermogens moet wanhopen, dan begint het tweede deel van de leer, dat Johannes de mensen van zich af naar Christus wijst en zegt: “Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt; dat betekent: ik heb u eerst door mijn leer allen tot zondaars gemaakt, al uw werken verdoemd en gezegd dat gij aan uzelf moet wanhopen. Maar opdat gij ook niet aan Gods genade wanhoopt, ziet, zo wil ik u tonen, hoe gij uw zonde kwijt kunt raken en de zaligheid verkrijgen kunt. Gij kunt niet uw zonden afleggen of u door uw werken rechtvaardig maken. Een andere Man moet het zijn. Het is deze Christus, het Lam Gods. (…)
Daarom hoedt u, hoedt u, dat gij het niet waagt, ook maar de geringste zonde door uw daden af te leggen voor God en Christus, het Lam Gods, zo’n titel te ontroven. Want Johannes betuigt en zegt: “Betert u” of “Bekeert u”. Daar hij echter daarmee niet bedoelt dat gij uzelf moet beteren en door uzelf een zonde afleggen, betuigt hij zeer krachtig met het tweede deel, als hij spreekt: “Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt”.
Maar hij bedoelt, zoals hierboven gezegd is, dat een ieder tot het inzicht moet komen dat hij bekering nodig heeft, maar dat niet bij zichzelf moet zoeken maar bij Christus alleen. Tot zo’n besef van Christus helpe ons God de Vader naar Zijn grote barmhartigheid en Hij zende deze stem van Johannes met grote scharen evangelisten in de wereld. Amen.”
Aannemen
In een preek over Mattheüs 21:1-9 (bundel 29), gaat Luther ook kort in op hoe de Heere een mens stilzet en tot het heil brengt:
„Daarom leer uit het Evangelie, hoe het toegaat, als God ons begint vroom te maken en wat het begin is, om vroom te worden. Hiervan is geen ander begin, dan dit, dat de Koning tot u komt en in u begint. Het gaat als volgt: het evangelie moet het eerste zijn; dat moet gepredikt en aangehoord worden. Daarin hoort ge, dat al uw werken voor God niets waard zijn en dat alles zonde is, wat hij doet of begint, maar dat uw Koning eerst gekomen moet zijn en u moet regeren. Ziet, dan begint uw heil. Dan laat gij uw werken varen en wanhoopt aan uzelf, aangezien gij uit het evangelie hoort en ziet, dat uw verrichtingen zondig en niets waard zijn, dan begint gij uw Koning door het geloof aan te nemen, gij geeft u aan Hem over, gij roept Zijn genade aan en voelt u alleen door zijn goedertierenheid getroost. Maar dit horen en aannemen gebeurt niet door uw krachten, maar door Gods genade, dat gij en uw werken niets waard zijn.” (pag. 26)
Wie het bovenstaande aandachtig leest en dit vergelijkt met de toespraken en de boeken van dr. Van den Brink kan niet anders dan tot de conclusie komen dat zijn visie haaks staat op wat Luther geleerd heeft.
De auteur is diaken in de gereformeerde gemeente in Nederland te Alblasserdam. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.