Meditatie: Onze Schelfzee
1 Korinthe 10:1,3
„En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt dat onze vaders allen onder de wolk waren en allen door de zee doorgegaan zijn, (…) en allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben.
Onze Schelfzee moeten wij beschouwen in alles wat ons de ijver en de goedertierenheid van God, wat ons onze verdorvenheid en ellende, als ook Zijn macht en genade voorhoudt. Het Woord Gods, de geschiedenis, onze feesten, vooral het Heilig Avondmaal en onze eigen ervaring vormen als het ware de uitgebreide Schelfzee, die wij met verstandige ogen beschouwen en waaruit wij wijsheid leren moeten. Aan deze zee zijn wij in geestelijk opzicht gelegerd, en de prediking van het Goddelijke Woord geeft ons voortdurend aanleiding tot haar beschouwing, als wij maar oren hebben om te horen en ogen om te zien.
Anders gaat het als met de Schelfzee, die velen voor niet meer dan louter riet hielden. Ik waag het geenszins de genoemde zee van het goddelijke Woord, die niet te overzien is, en de geschiedenis voor ogen te stellen en een genoegzame verklaring van de bijzonderheden te geven. Want om deze zee te overzien hebben wij het hoge standpunt van de eeuwigheid nodig, omdat hier beneden het kennen zelfs van een apostel ten dele is, en een zien als door een spiegel in een duistere rede is. Jezus Christus is dan toch het middelpunt, waarin de verspreide stralen zich als in hun brandpunt verenigen, en in Wiens aangezicht de heerlijkheid Gods zich spiegelt, zodat de overdenking daarvan dan ook het noodzakelijkste en heilzaamste is.
G.D. Krummacher, predikant te Elberfeld
(”De wandelingen Israëls”, deel 1; 1837)