Zo veranderlijk als de rok
Weinig is zo veranderlijk als mode. Dat geldt voor kleuren, silhouetten, reverbreedtes en pijpwijdtes, maar zeker ook voor roklengtes. Is het voorspelbaar of zomen omhoog of naar beneden gaan? En zegt de roklengte iets over de toestand van de economie?
Over de lengte van rokken is met enige regelmaat wat te doen – vooral als ze steeds korter worden. De Amerikaanse econoom George W. Taylor (1901-1972) zag dat juist als een positieve ontwikkeling. Hij kende veel betekenis toe aan de lengte van rokken. Hij zag daarin een indicator voor de economische situatie. In 1926 lanceerde hij de zogenaamde hemline-index. Taylor zag een relatie tussen de lengte van rokken en de toestand van de economie. Samengevat komt zijn theorie erop neer dat als rokken korter worden de aandelenkoersen stijgen, en omgekeerd. Dat zou dus betekenen dat gedurig omhoog kruipende zomen een aanwijzing zijn voor economische groei. Het omgekeerde gaat volgens Taylor ook op: als vrouwen langere rokken gaan dragen duidt dat op economisch zwaar weer.
Een mooi verhaal, maar klopt het wel? Philip Hans Franses, hoogleraar toegepaste econometrie aan de Erasmus School of Economics, denkt van niet. Hij codeerde en bestudeerde samen met een studente de gedigitaliseerde jaargangen (sinds 1921) van het Franse modetijdschrift L’Officiel en legde die gegevens naast de economische conjunctuurgegevens van het National Bureau of Economic Research.
Zijn conclusie: de roklengte is in ieder geval geen voorspeller voor economische groei. Hij zag wel –voorzichtig– een andere relatie. Namelijk dat mode de economische ontwikkelingen volgt, met ongeveer drie jaar vertraging. Bijvoorbeeld doordat na een paar jaar economische voorspoed de rokken korter worden. „In dat opzicht zou je kunnen stellen dat de lange rokken die we nu zien het gevolg zijn van de dip die we tijdens de covidpandemie hebben meegemaakt, maar niet dat die roklengtes een recessie voorspellen”, zei hij daar begin dit jaar over in een interview met de Vlaamse krant De Morgen.
Dat mode verandert, is iets van alle tijden. Maar op en neer springende roklengtes zijn een verschijnsel dat echt bij de twintigste eeuw hoort. Generaties lang was de lengte van rokken een gegeven. Als je als vrouw tot de midden- of hogere klasse behoorde, droeg je een lange rok. Enige variatie was er wel. In bepaalde periodes reikte de zoom tot de vloer, in andere tijden tot de enkels. Vrouwen uit de arbeidersklasse droegen wel kortere rokken: tot op de kuit. Dat was in een door lichamelijke arbeid gekenmerkt leven praktischer (en natuurlijk ook goedkoper, want stof was duur).
Strompelrok
Aan het begin van de twintigste eeuw schreef de mode tot de vloer reikende japonnen en rokken voor die qua silhouet gebaseerd waren op wat in Parijs bon ton was. Om erin te passen, snoerden vrouwen hun bovenlichaam in met een korset. Comfortabel was dat vast niet, maar ja: wie mooi wil zijn… In deze periode was zelfs een tijdje de zogenaamde strompelrok in beeld: een rok die onderaan zo smal was dat vrouwen er niet fatsoenlijk in konden lopen. Een strompelband om de enkels beperkte de lengte van de pas die de draagster kon maken.
De reformbeweging, die in die tijd opkwam, maakte zich sterk voor meer bewegingsvrijheid voor vrouwen. Aanhangers van deze stroming zwoeren het korset af en kozen voor losjes om het lichaam vallende kleding met weinig taillering. Spottend werden japonnen van deze snit wel hobbezakken genoemd. Voor kortere rokken –ook een factor van belang als het om bewegingsvrijheid gaat– was het kennelijk nog te vroeg.
De zogenaamde reformmode brak niet echt door, maar na de Eerste Wereldoorlog werd kleding voor vrouwen wel gemakkelijker draagbaar. De ruimvallende, tailleloze jurken uit de ”roaring twenties” hebben qua vorm wel wat weg van reformkleding, maar dan met franjes en pailletten. Rokken werden korter, stoffen werden comfortabeler. Denk aan de opkomst van jersey: een machinaal gebreid materiaal dat de Franse ontwerpster Coco Chanel in 1916 voor damesmode gebruikte.
Wat de roklengte betreft: die varieerde wel enigszins, maar tot in de jaren zestig was het modebeeld dat damesknieën in ieder geval bedekt waren. Dat veranderde mede onder invloed van de Britse ontwerpster Mary Quant (1930-2023). Zij lanceerde een nieuw soort kledingwinkel, de modeboetiek, en zorgde voor de doorbraak van de minirok.
Als verklaring voor dat succes wordt wel gezegd dat er tot die tijd eigenlijk geen kleding speciaal voor tieners was. Jonge meisjes droegen tot die tijd in grote lijnen hetzelfde als hun moeders en oma’s. Dat veranderde door Quant en consorten. Die als revolutionair ervaren –en afgekeurde– nieuwe mode sloot natuurlijk ook naadloos aan bij het roerige culturele klimaat eind jaren zestig.
Loopsplit
Korte rokken waren toentertijd trouwens niet alleen populair onder tieners. In menig familiealbum bevinden zich foto’s uit de jaren zeventig waarop dames uit alle generaties knievrije kleding dragen.
Erg lang duurde dat massale enthousiasme voor mini niet. Een overheersende modenorm voor de roklengte lijkt er sindsdien niet meer te zijn. In de jaren tachtig zag je het bijvoorbeeld beide: uitgesproken lange wijde rokken én strakke minirokken.
Eigenlijk is het nu niet anders, al is de belijning precies omgekeerd. De minirokken waar schoolbesturen zich dit jaar het hoofd over braken zijn vaak juist wijd. Dit seizoen zie je in kledingwinkels rokken hangen van een type dat ooit populair was maar vervolgens lang in het modebeeld ontbrak: lang, recht en nauwsluitend, vaak met een loopsplit. Tegelijk is het aanbod van rokken en jurken die op of net over de knie vallen –een lengte die onafhankelijk van de golven van de mode veel vrouwen het meest flatteert– naar mijn idee al jaren tamelijk beperkt.
Vermaakactie
Ook in deze wat rokken betreft diverse tijden bestaat er een soort onuitgesproken gevoel voor wat een correcte roklengte is. Dat speelt bijvoorbeeld op als je een kledingstuk dat je een aantal maanden niet hebt gedragen, en waar je je eerder altijd prima in voelde, aantrekt. Je kijkt naar jezelf en je denkt: dat kan echt niet meer. Een jurk voelt opeens als te kort, of een rok als te lang. Dat heeft met leeftijd te maken –te kort kan te meisjesachtig zijn, te lang te bedaagd– maar ook met een zich onbewust ontwikkelend modebeeld.
Als de voorkeur van koningin Máxima hiervoor een goede graadmeter is, zou het heel goed kunnen dat rokken de komende tijd weer wat langer worden. Recent droeg de koningin tijdens het staatsbezoek aan Zuid-Afrika opnieuw een vuurrode japon met bloemen. Toen ze dit kledingstuk in 2016 voor het eerst aan had, eindigde de rok op haar knie. In Zuid-Afrika bleek de zoom zodanig gezakt dat haar knieën geheel bedekt waren.
Josine Drogendijk laat op haar weblog modekoninginmaxima.nl met behulp van foto’s zien dat de zoom vermoedelijk is uitgelegd. Hoeveel precies? Zij denkt 10 centimeter. Iemand die op het bericht reageert, denkt dat het eerder om 5 tot 6 centimeter gaat. Het doel van deze operatie was in ieder geval een wat langer vallende rok.
Wie weet valt deze vermaakactie samen met het begin van een tijdperk waarin rokken net wat langer vallen. Op de Parijse catwalk zijn ze voor 2024 in ieder geval al gesignaleerd, gemaakt van spierwitte stof. Het eerste is goed nieuws voor vrouwen die hun knieën liever aan het zicht onttrekken. Of die kleur ook in de smaak gaat vallen?