Meditatie: Gods volk bewaard
Psalm 27:5
„Want Hij versteekt mij in Zijn hut ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen.”
Gods kinderen worden in de kracht Gods bewaard wanneer zij zich, door onvoorzichtigheid, op zulke verleidende en gevaarlijke plaatsen hebben begeven of wanneer zij, overwonnen door de verdervende kracht, zichzelf niet meer machtig zijn. Echter, soms worden zij onmiddellijk door een goddelijke kracht verhinderd, afgeschrikt, teruggehouden en bewaard, zodat zij hun leden niet kunnen stellen tot wapens der ongerechtigheid. Zij worden in de kracht Gods bewaard wanneer zij soms door hun ongeloof en hun hooggaande moedeloosheid zover in wanhoop vervallen, dat zij weleens eerder de dood zouden kiezen dan het leven.
Echter, zij worden onmiddellijk door een goddelijke kracht teruggehouden, gestuit en zo wonderlijk bewaard, dat hun ziel en lichaam de verdervende ondernemingen niet kunnen volbrengen. Met een woord: zij worden in de kracht Gods bewaard, zoals dat volk wiens God de Heere is, dat Hij zich ten erve verkoren heeft, en daarom zó dierbaar is in Zijn ogen, dat Hij hen op alle hun wegen en paden in Zijn kracht bewaart, zo nauwkeurig als Zijn oogappel (Deuteronomium 32:10). Wie hen aanraken, raken Zijn oogappel aan (Zacharia 2:8). Zo nauwkeurig, dat tegen Zijn wil geen haar van hun hoofd kan noch zal vallen (Mattheüs 10:30). Niemand kan hen uit Zijn hand rukken. Zo nauwkeurig, dat Hij Zijn oog gedurig op hen houdt, hen verbergt in een hut, ten dage des kwaads.
Christiaan Salomon Duytsch, predikant te Mijdrecht
(”De gelukstaat, de roem en de bewaring van een gelovig christen, voorgesteld in drie leerredenen”, 1779)