Opkoop boeren biedt onvoldoende soelaas
Het is „nauwelijks voorstelbaar” dat het miljardenbudget dat het kabinet heeft uitgetrokken voor het uitkopen van veehouderijen in de periode tot 2030 helemaal besteed zal worden. De veestapel zal niet met tientallen procenten inkrimpen.
Dat blijkt uit een maandag verschenen rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL analyseerde 25 jaar aan vrijwillige en verplichte beëindigingsregelingen. Daaruit blijkt dat de budgetten voor vrijwillige sluiting nooit volledig werden besteed. „Deze vrijwillige regelingen realiseerden een vermindering van het aantal varkens met 2 tot 7 procent per jaar en bij melkvee rond de 1,5 procent per jaar”, aldus het PBL.
Opkoop is een belangrijk middel van het kabinet voor het halen van het stikstofdoel voor 2030. Het vorige kabinet trok al circa 1,5 miljard euro voor stoppersregelingen. Het huidige kabinet deed daar nog eens 7,4 miljard bovenop.
Het PBL spreekt van „hooggespannen” verwachtingen van politici en beleidsmakers om het instrument op grote schaal in te zetten. „Het valt op dat de hoge verwachtingen over de reikwijdte en effecten van beëindigingsregelingen niet zijn gestoeld op een systematisch inzicht in de werking van beëindigingsregelingen”, tekent het Planbureau daarbij aan.
De conclusie van het PBL op basis van hun analyse van regelingen in de afgelopen 25 jaar is dat het volledig besteden van de budgetten in de periode tot 2030 „moeilijk voorstelbaar” is. Datzelfde geldt voor het verkleinen van de veestapel met tientallen procenten door middel van stoppersregelingen, terwijl dat volgens het PBL wel de implicatie is van volledige besteding van de budgetten. De coalitiepartijen hebben in de formatie het stikstofdoel vervroegd van 2035 naar 2030. Van de genoemde 7,4 miljard is 6,1 miljard bestemd voor de jaren tot en met 2030, en 1,3 miljard voor de vijf jaar daarna.
„Het beschikbaar stellen van hoge budgetten voor vrijwillige beëindigingsregelingen leidt niet zomaar tot tientallen procenten minder vee”, aldus het PBL. Volgens de overheidsinstantie namen in het verleden vooral oudere veehouders zonder opvolger deel aan stoppersregelingen.
Het Planbureau wijst erop dat om een hoog percentage deelnemers te halen, ook meer toekomstbestendige bedrijven tot deelname verleid zullen moeten worden. Maar voor blijvende veehouders verbetert het perspectief juist als een groot deel van hun collega’s stopt. „Het zal dan steeds lastiger en kostbaarder worden om veehouderijen te beëindigen.”
Verplicht
Verder hangt deelname niet alleen af aan de aantrekkelijkheid van regelingen, aldus het PBL. In het verleden waren een slechte economische situatie en aanscherping van milieuregelgeving belangrijke redenen voor deelname. Nu zijn de economische vooruitzichten „niet slecht” en wordt veel beleid nog ontwikkeld.
Als vrijwilligheid onvoldoende oplevert, sluit het kabinet verplicht stoppen niet uit. Het PBL schrijft dat er weinig ervaring is met zulke regelingen. Bovendien is de inzet ervan „gebonden aan strikte voorwaarden. Dat maakt het resultaat van die inzet ongewis, terwijl beroepsprocedures jarenlang kunnen duren.”
De kanttekeningen nemen niet weg dat het gericht beëindigen van veehouderijen onder de juiste voorwaarden een effectief middel kan zijn om lokaal natuurkwaliteit te verbeteren, aldus het PBL.