Spiegelen
Mattheüs 7:16
„Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distels?”
Sommigen zijn soms verschrikt geweest wegens de verdoemenis en bedroefd over een schandelijke zonde. Ze hebben gebeden om vergeving. Ze onthouden zich nu van vele zonden waarin ze eerst leefden. Ze gaan nu ijverig naar de kerk en leven onberispelijk. Daarmee gaan ze naar bed en slapen gerust in de zonde.
Anderen zijn meer opmerkend. Ze bedriegen zich niet graag en zijn bekommerd. Maar zij kunnen niet tot beslissing komen, omdat ze de natuur van de wedergeboorte niet goed kennen en omdat ze geen licht genoeg hebben om zich te kennen en te weten de dingen, die hun geschonken zijn.
Aan hen allen zullen wij de natuur van de wedergeboorte openleggen, opdat iedereen zich daarin zou kunnen spiegelen; opdat daardoor de onbekeerden overtuigd worden om de wedergeboorte te zoeken; en opdat de bekeerden daardoor hun wedergeboorte mochten kennen, zich verblijden, en opgewekt worden tot bevestiging en groei daarin.
Weet dit, dat het geestelijke leven dat men door de wedergeboorte ontvangt van een geheel andere natuur is dan de deugdzaamheid die uit het licht der natuur, of ook uit de uitwendige verlichting door het Woord voortkomt. Zij verschillen niet in die mate dat de wedergeboorte de mensen meer zonden laat doen en meer deugd laat doen, wat de natuurlijke mens zich inbeeldt. Daardoor komt hij gemakkelijk tot die verleidende gedachte, dat hij wedergeboren is. Evenwel is de wedergeboorte anders.
Wilhelmus à Brakel, predikant te Rotterdam
(”Redelijke Godsdienst”, 1893)