Opkomen voor recht en gerechtigheid
Heeft het nog zin dat een christen zich sterk maakt voor recht en gerechtigheid?
Soms merk je dat men de moed begint te verliezen, als de ene na de andere misstand aan het licht komt, terwijl de wereld de adem inhoudt om het onrecht dat Oekraïne wordt aangedaan.
Het volk Israël ontving in de woestijn wetten voor de omgang met de Heere en de inrichting van de eredienst. Daarnaast ontvingen het volk en de overheden duidelijke regels en wetgeving voor het intermenselijke verkeer. Daaruit blijkt dat de Heere eraan hecht dat recht en gerechtigheid beoefend worden onder Zijn volk. Binnen dat kader lezen we wetten inzake de aanstelling van rechters. De juiste inrichting en correcte uitvoering van de rechtspraak zijn van wezenlijk belang. Daarbij is de onpartijdigheid van de rechters essentieel. Corruptie, klassenjustitie en omkoping zijn letterlijk uit den boze. Die dienen immers niet het recht, maar het onrecht. Dat tiert zo welig. In de kritiek van de profeten wordt het verdraaien en verachten van het recht haarscherp aangewezen. Zij leggen dan het verband met het onheil dat daardoor over vorst, leiders en volk wordt opgeroepen. Izebel en Achab hebben met grof onrecht en moord het erfgoed van Naboth aan zich getrokken. Leiders van het volk hebben op slinkse wijze de armen onrecht aangedaan en zichzelf verrijkt. Een gruwel in Gods oog.
In het Nieuwe Testament klinkt de oproep om de overheden te respecteren. Dat raakt het betalen van de verschuldigde belastingen. Op de rechtsuitoefening in die tijd valt heel wat aan te merken. Het is opvallend dat rond het proces van Jezus het recht door de geestelijke leiders en de Romeinse rechter met voeten getreden wordt.
Christenen geven de overheden de plaats die hun van Godswege is toevertrouwd. Toch is de gehoorzaamheid niet onbegrensd. „Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen” (Handelingen 5:29b). Dat schept geen ruimte voor onze menselijke willekeur, maar belet christenen om gedwongen onrecht aan te doen. Met moet dan inderdaad God meer horen dan de mensen.
Welke opstelling past een christen als hij persoonlijk wordt bedreigd door onrecht van de kant van de overheid? In Handelingen lezen we verschillende malen hoe Paulus met deze kwestie is omgegaan. Meer dan eens heeft de apostel een beroep gedaan op zijn Romeinse burgerrecht om onrecht dat hem werd aangedaan af te weren. In Filippi (Handelingen 16:37) eist Paulus openbare genoegdoening van de overheden die hem onveroordeeld in het openbaar hebben gegeseld en gevangengezet. Paulus mocht als Romeins burger een eerlijke rechtspleging verwachten. Handelingen 22 gaat vrij uitvoerig in op de penibele situatie waarin Paulus ten onrechte is beland door leugen en bedrog van zijn tegenstanders. Als de Romeinen al vergevorderd zijn om Paulus te gaan geselen, stelt de apostel een beslissende vraag: „Is het ulieden geoorloofd een Romeinse mens, en die onveroordeeld, te geselen?” Dan nemen de zaken een keer. Paulus blijkt een geboren Romeins burger te zijn en moet dan ook volgens dat burgerrecht behandeld worden.
Als we nu op de actualiteit letten, is er reden om dankbaar te zijn dat we mogen leven in een rechtsstaat. Toch blijkt juist ook de laatste jaren dat er geen enkele reden is om op onze lauweren te rusten. De overheid heeft in de kramp van procesbeheersing, datastromen en rigide uitvoeringspraktijken heel wat steken laten vallen. Woorden als toeslagenaffaire, zwarte lijsten, onterecht opgelegde aanslagen voor niet behaalde rendementen en dergelijke spreken inmiddels boekdelen. Dan zwijgen we nog maar over de wijze waarop overheden jarenlang zaken hebben ontkend of verdoezeld. Het leed dat daardoor wordt aangericht, is schrijnend. De overheid als ”schild der zwakken” moet echt weer leidend worden. Het is zeker de taak van christenen om hier de taal van het Koninkrijk te blijven spreken. Dan nemen we het op voor recht en gerechtigheid als fundamentele waarden. Dat raakt niet alleen menselijke waardigheid, maar allereerst de goddelijke, hoogste norm en onze geloofwaardigheid.
De auteur is emeritus hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.