Belijdenis en avondmaal
Hoe zijn openbare belijdenis van het geloof en avondmaal met elkaar verbonden?
In Berlijn had van 4 tot 6 mei aan de Vrije Universiteit de elfde RefoRC-conferentie over het vroegmoderne christendom plaats. Deelnemers vanuit Nederland presenteerden in diverse groepen papers. Een voordracht van ongeveer twintig minuten, gevolgd door een vragenronde van tien minuten. Ik heb daar de nieuwe wetenschappelijke uitgave van ”Het wapen van het christelijk geloof” van Guido de Brès aangekondigd en verteld welke mogelijkheden deze uitgave biedt voor nieuw onderzoek naar Guido de Brès en uiteraard de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Daarnaast heeft de onderzoeksgroep ”Dynamiek van de klassieke liturgie” zich in twee groepen gepresenteerd. In Amsterdam en Kampen werken promovendi aan hun dissertaties over de verschillende formulieren achter in het Psalmboek en als onderzoeksgroep bereiden we met elkaar de uitgave van de authentieke teksten van de Liturgie en de Gebeden voor – te vergelijken met het standaardwerk van J. N. Bakhuizen van den Brink voor de Nederlandse belijdenisgeschriften. Ik houd me bezig met de tekst voor de bediening van de doop aan volwassenen. De oude teksten spreken over de bejaarden.
Welke antwoorden zijn vroeger gegeven op vragen die tot vandaag toe gesteld worden rond openbare belijdenis en avondmaal vieren, en wat kunnen we daarvan leren?
Achter in het Psalmboek van Petrus Dathenus was van meet af aan een formulier opgenomen voor de doop van kleine kinderen. Aan het einde van de 16e eeuw werd diverse keren de vraag gesteld of men ongedoopte volwassenen op hun verzoek mocht dopen, zodat zij met hun gedoopte partner in het huwelijk konden treden. Daarnaast komen we de vraag tegen of degene die als volwassene na belijdenis gedoopt is ook geacht mag worden deel te nemen aan het avondmaal. Tot hun twaalfde jaar werden kinderen „op het geloof van hun ouders” gedoopt, maar hoe ga je om met jongeren van pakweg 17 jaar? Moeten zij direct na hun doop toegelaten worden aan de tafel, of moeten zij eerst nog nader onderwezen worden?
De Synode van Zuid-Holland (1587) drukt zich voorzichtig uit en volstaat met een vermaning dat zij mettertijd zich tot het avondmaal zullen begeven. In Noord-Holland (1595) drukt men zich resoluter uit: „dat men niemant en sal doopen, dan die voorgaende beloften doen haer meteenen totten avontmael te begeven.”
In mei 1619 heeft de Nationale Synode zich ook over deze vragen gebogen en besloten dat bij volwassenen doop en avondmaal niet van elkaar gescheiden kunnen worden. We zien dit terug in artikel 59 van de Dordtse Kerkorde: „De bejaarden worden door de Doop de christelijke gemeente ingelijfd en voor lidmaten der gemeente aangenomen en zijn daarom schuldig het Avondmaal des Heeren ook te gebruiken, hetwelk zij bij hun Doop zullen beloven te doen.” Deze tekst keert terug in de vierde vraag die aan de dopeling gesteld wordt: „ende belooft dat ghij inde ghemeenschap der Christelycke kercke, niet alleen door t’ghehoor des Godtlycken Woorts, maer oock door t’ghebruyck des H. Avontmaels wilt blyven?”
In zijn uitgave van de ”Post-Acta of nahandelingen van de Nationale Synode van Dordrecht” schrijft H. H. Kuyper dat de Synode „te recht” (pag. 161) doop-na-belijdenis en avondmaal bijeen heeft gehouden.
Ik ga nu beter begrijpen waarom vijfendertig jaar geleden bij de voorbereiding op mijn eigen belijdenis gesproken werd over een Goddelijk recht en een kerkelijk recht om avondmaal te vieren. We leren hier hoe belangrijk het is om de principiële en pastorale benadering zo dicht mogelijk bij elkaar te houden. Mooi is het om vervolgens in het verslag van de Noord-Hollandse synode te lezen dat de afgevaardigden wel met de Zuid-Hollanders in gesprek moeten gaan om tot een passende voorziening te komen.
Beter dan wijzelf menen te weten, weet de Heere wat nodig is om het vol te houden op de weg achter Hem aan: „Sta op, eet, want de weg zou te veel voor u zijn” (1 Koningen 19:7).
De auteur is bijzonder hoogleraar geschiedenis gereformeerd protestantisme vanwege de Gereformeerde Bond aan de PThU in Amsterdam en predikant van de hervormde wijkgemeente Grote Kerk in Hilversum. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.