Kerk & religie

Hugenoten op de vlucht van Metz naar Berlijn

Onder het motto ”Un roi, une loi, une foi” (”Eén koning, één wet, één geloof”) herriep de Franse Zonnekoning in 1685 het eeuwenoude Edict van Nantes, dat de hugenoten godsdienstvrijheid bood. Vanaf dat moment waren zij vogelvrij en vluchtten velen. Hugenoten rond Metz trokken naar het veilige Ludweiler en verder richting Duitsland. Het Hugenotenpad naar Ludweiler wil de herinnering daaraan levend houden.

Wim Eradus
21 April 2022 20:59
De Temple Neuf in Metz.  beeld Wim Eradus
De Temple Neuf in Metz. beeld Wim Eradus

Zaterdag 20 oktober 1685, vijf uur ’s middags. De procureur-generaal van het hooggerechtshof van Metz arriveert met een groep soldaten bij de hugenotentempel van Metz. En brengt het koninklijke dwangbevel over tot sluiting van het godshuis. Alle deuren worden met hangsloten vergrendeld.

De koster brengt onmiddellijk predikant en kerkenraad op de hoogte. Dezelfde avond beseft de hele gemeente dat de kerkgang definitief voorbij is. Twee kerkouderlingen worden naar de koning gestuurd. Maar hun klachten hebben geen succes. Het gerucht verspreidt zich door de stad en veroorzaakt hoon en ergernis. Medeburgers die de hugenoten voordien gunstig gezind leken, jouwen hen uit als „vervloekte ketters” en „calvinisten.”

Nog maar drie dagen eerder had Lodewijk XIV het Edict van Fontainebleau uitgevaardigd. Het betrof de herroeping van de edicten van Nantes van 1598, waarin Hendrik IV de hugenoten een beperkte vrijheid van godsdienst verleende. Het duurde echter niet lang of de rechten van de hugenoten werden weer teruggeschroefd en de repressie nam toe. Met zijn nieuwe edict wilde koning Lodewijk definitief afrekenen met de gereformeerde ketters.

Verwoest

Dit besluit tot een nietsontziende vervolging van de hugenoten wordt met grote haast uitgevoerd. Op maandag 22 oktober herroept het parlement van Metz alle eerder verleende rechten aan de hugenoten en maakt de uitoefening van hun godsdienst totaal onmogelijk. Al hun predikanten moeten onmiddellijk Frankrijk verlaten en hun kerken zullen worden vernietigd.

Gretig gaat de menigte aan de slag om dit goddeloze werk uit te voeren. Eerst worden bruikbare kerkbanken uit de bedehuizen geroofd: die kunnen de papisten nog wel goed gebruiken. De rest slaan zij met hamers, schoffels en hakbijlen aan stukken.

Sommige gemeenteleden, die de komende rampspoed zien aankomen, proberen nog zo snel mogelijk hun bezittingen te verkopen om uit de stad te vluchten, op zoek naar plaatsen waar de vlam van het Evangelie nog ongehinderd kan branden. Maar bewakers zien er direct op toe dat zij de stad niet meer uit kunnen. Zelfs boeren in omliggende dorpen krijgen opdracht de wegen en paden te bewaken. Mannen die tijdens hun vlucht worden gegrepen, worden tot de galeien veroordeeld. Hun vrouwen en kinderen worden kaalgeschoren en dan naar een klooster gestuurd. Dit alles helpt evenwel niet, het versterkt slechts het voornemen om aan de geloofsvervolging te ontkomen.

Tranenbrood

Notaris Jean Orly, die als overtuigd hugenoot direct zijn ambt moet neerleggen, schrijft: „Toen het uur van vertrek was aangebroken, omhelsden wij de mannen van God voor de laatste maal. Zij zegenden ons en vermaanden ons om te volharden in het geloof. Wij moeten in boetvaardigheid leven en al ons vertrouwen stellen op Gods barmhartigheid. Hij zal ons uit deze grote ellende verlossen als wij Hem trouw blijven.” Jean Orly zal spoedig worden afgevoerd.

Een jaar later, op 26 augustus 1686, trekt een regiment dragonders dat eerder op wrede wijze bekeringen had uitgevoerd in Languedoc, Metz binnen. De stadspoorten worden gesloten en het gerucht verspreidt zich dat nu ook hier buitensporig geweld zal worden gebruikt tegen de gereformeerden.

Aanvoerder Comte de Bissy eist dat de nog in Metz aanwezige protestantse families zich diezelfde dag om 8 uur melden op het stadhuis. Hun wordt bevolen katholiek te worden en hun abdicatie vóór 2 uur ’s middags schriftelijk te bevestigen. Bij weigering worden zij blootgesteld aan gewelddaden van dragonders en trawanten. Meer dan duizend protestanten zweren dezelfde dag nog hun geloof af en worden in naam katholiek, terwijl ze hun godsdienst ondergronds blijven beoefenen.

Brandenburg

Anderen vluchten over de grens om aan de moordende repressie te ontsnappen. Tussen 1686 en 1700 kiest 70 procent van de protestantse bevolking van Metz en omgeving voor clandestiene ballingschap en trekt vooral naar Duitse staten, met name naar het verre Brandenburg en Berlijn, als veelbelovende veilige toevluchtsoorden. Daar worden ze met open armen ontvangen door de grote keurvorst Frederik Willem.

Hij maakte op 29 oktober 1685, slechts twee weken na de herroeping van het Edict van Nantes, zijn Potsdam-edict openbaar, waarin hij de geloofsvluchtelingen op zeer voordelige voorwaarden uitnodigde. Grote delen van Duitsland waren verwoest door de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Daardoor was er groot gebrek aan mensen om het land weer op te bouwen.

Vlucht van Marie du Bois

Een van de vluchtelingen is de 19-jarige Marie du Bois, die op 17 augustus 1687 op spectaculaire wijze weet te ontsnappen. De dappere hugenotendochter verstopt zich dagenlang in een ton die op een boerenkar hobbelt richting het veilige Luik. Daar komt Marie, na de nodige hachelijke avonturen, eindelijk aan. Vandaar trekt zij naar haar ouders in Kassel en vestigt zich ten slotte in Berlijn. In haar memoires schrijft zij zich ervan bewust te zijn dat zij, met de hulp van God, „dingen had ondernomen die onmogelijk lijken voor de mensen die dit lezen” (zie kader ”De vluchtbrief van Marie du Bois”).

Het protestantisme in Metz boogt op een lange traditie. Omstreeks 1520 zijn daar al volgelingen van Luther. Met de komst van de hervormer Willem Farel in 1542 neemt het aantal protestanten aanzienlijk toe. De helft van de stadsbevolking wordt protestants. Er groeit een bloeiende, in vrijheid levende hugenotengemeenschap. Donkere wolken van repressie trekken zich echter samen, totdat in 1685 de hugenotengemeenschap wordt uiteengeslagen en hun kerken met de grond gelijkgemaakt. Pas in 1787 eindigen de bloedige vervolgingen voorgoed, als Lodewijk XVI het Tolerantie-edict van Versailles uitvaardigt.

Courcelles-Chaussy

Niet alleen de hugenotentempel van Metz wordt verbrand en vernietigd. Dit lot treft ook het naburige Courcelles. De aanvankelijk zelfstandige stad is vanaf de 16e eeuw een bastion van de Reformatie in de regio Metz. Buiten de jurisdictie van Metz fungeert de stad in moeilijke tijden als toevluchtsoord. Het is vanuit Courcelles dat vanaf 1685 de vlucht van hugenoten uit de regio wordt georganiseerd.

De hugenoten die achterblijven in Courcelles ondervinden zware beperkingen: geen kerken meer, geen samenkomsten meer. Eens per jaar, in de maand september, begeven velen zich in het geheim naar Ludweiler, 47 kilometer verder en juist buiten de grenzen van Frankrijk, om daar met hun medegelovigen het avondmaal des Heeren te houden, hun kinderen te dopen en huwelijken te laten inzegenen. Per paard een tocht van zeven uur.

Ludweiler (in Saarland) is al in 1604 gesticht door twaalf gereformeerde glasblazersfamilies uit Creutzwald. En eeuwenlang toevluchtsoord voor vervolgde hugenoten. Ondanks dat het grimmige Edict van Fontainebleau hier formeel niet van toepassing is, wordt in 1685 ook de hugenotenkerk in Ludweiler door Franse troepen platgebrand en hun pastor gedwongen te vluchten.

Vluchtweg

Ter nagedachtenis aan deze moeilijke tijd wordt besloten om jaarlijks in september een wandeling te organiseren op deze vluchtroute van de hugenoten. Het pad begint bij de keizerlijke hugenotenkerk in Courcelles-Chaussy, 18 kilometer ten oosten van Metz. Wilhelm II liet deze kerk in 1895 bouwen ter vervanging van een oudere hugenotenkerk. Het eindpunt, 47 kilometer verderop, is de witte hugenotenkerk van Ludweiler, ten westen van Saarbrücken.

Karl-Werner Desgranges, een van de initiatiefnemers van het pad, staat bij de grote routekaart naast de kerk en geeft graag meer uitleg. „Het ging met dit wandelpad om de herinnering aan de hugenoten die in de tijd van de godsdienstvervolging via Courcelles-Chaussy naar Duitsland vluchtten en daarbij in Ludweiler werden opgevangen. Maar zeker ook ter herinnering aan de achtergebleven hugenoten uit Courcelles-Chaussy en omgeving, die na 1685 hun godsdienstoefeningen niet meer openlijk konden houden. Deze wandeling is als ”Marche Dubois” (Route Dubois) vernoemd naar het moedige hugenotenmeisje Marie du Bois uit Metz, dat in 1687 op haar vlucht ternauwernood aan haar vervolgers wist te ontkomen.”

Interieur

Karl Werner wijst op de grote hugenotenkruizen van de hugenotenkerk: op de veertig meter hoge toren, en ook op het bordes. Dat is voorzien van het inschrift ”Resister”, weerstand bieden, herinnerend aan Marie Durand, die deze strijdleus inkerfde in de muur van de gevangenistoren in Aiquies Mortes waar zij 38 jaar lang om haar geloof was opgesloten.

De lange hugenoten-wandelweg is volgens Desgranges eigenlijk fictie. „De geheime vluchtroute van Courcelles-Chaussy naar Ludweiler liep namelijk iedere keer weer anders en zeker niet over brede wandelpaden.” Graag zou Karl-Werner zien dat het pad wordt doorgetrokken tot de Temple Neuf, de nieuwe hugenotenkerk van Metz. „Historisch gezien was Metz lang een belangrijk toevluchtsoord voor de hugenoten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer