Valt er over religie niet te twisten?
Religie kleurt de redelijkheid, maar er blijft genoeg overlap tussen wat de gelovige, andersgelovige en niet-gelovige (on)redelijk vinden. Een zinvol gesprek over geloof en levensbeschouwing is dus mogelijk.
In het nieuwste rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau over religie in Nederland, getiteld ”Buiten kerk en moskee”, waarschuwen de onderzoekers voor een groeiende kloof van onbegrip tussen gelovige minderheden en de ongelovige, seculiere meerderheid.
Is hier iets aan te doen? Valt er over religie en religieus geloof en over seculiere levensbeschouwingen een redelijk gesprek te voeren dat wederzijds begrip kan opleveren? Of is dat bij voorbaat onmogelijk, omdat rede en religie elkaar nergens raken? Dat hangt af van wat religieus geloof is en welke rol het speelt in het menselijk denken.
In het voetspoor van denkers als Blaise Pascal, Søren Kierkegaard en Herman Dooyeweerd is soms wel gesuggereerd dat religieus geloof een kwestie van ”redenen van het hart” is. Pascals beroemde uitspraak dat het hart zijn redenen heeft waar het verstand niets van weet, vat het kernachtig samen. Religieus geloof is volgens deze filosofen van een totaal andere orde dan alledaagse en wetenschappelijke overtuigingen. Het verstand produceert en beoordeelt overtuigingen door conceptueel en talig denken, analyseren en argumenteren. Het hart niet. Sterker nog: dat kan niet eens. Proberen om redenen van het hart verstandelijk te analyseren of te onderbouwen, is net zoiets als proberen te ruiken met je oren.
Ontoetsbare mystiek
Als je dit helemaal rechtlijnig zou doortrekken –en daarmee doe ik Pascal, Kierkegaard en Dooyeweerd geen recht meer, want hun ideeën hebben meer nuance– is het een radicaal standpunt: er valt simpelweg niet verstandelijk te redeneren over religieus geloof. In de filosofie noemen we dit wel ”fideïsme”: Godsgeloof is puur een kwestie van vertrouwen, van het hart, of van andere processen die niets van doen hebben met redelijkheid of rationaliteit.
Ik ben geen fan van fideïsme. Mijn belangrijkste bezwaar ertegen is dat het religieus geloof tot een soort ondoordringbare en ontoetsbare mystiek maakt: je hebt het of je hebt het niet. Er valt geen redelijke dialoog over te voeren.
Ik wil daarom een voorstel doen dat voor mij enerzijds een wenselijk ideaal is voor hoe religieus geloof in het menselijk denken werkt, maar tegelijk ook aansluit bij hoe veel gelovigen in onze maatschappij er feitelijk in staan. In sloganvorm: ”Religieuze overtuigingen kleuren redelijkheid”.
Dit drukt verschillende dingen uit. Allereerst dat religieuze overtuigingen een centrale plek innemen in het denken van gelovigen. Godsgeloof heeft wijdvertakte gevolgen in het denken: het beïnvloedt levensbeschouwing, mensvisie, ethiek, ideeën over wat er bestaat en kan bestaan, zelfs je visie op kennisverwerving.
Maar dat betekent vervolgens niet dat religieus geloof geheel anders is dan de rest van onze overtuigingen. In de basis zijn al onze overtuigingen van hetzelfde laken een pak – ze zitten met z’n allen in een groot web of systeem dat geen uitzonderingsposities of vaste gereserveerde plekken heeft. Maar daarbinnen zijn er wel degelijk verschillen. Sommige overtuigingen zitten aan de rand, andere in het centrum; sommige zitten met heel veel draden vast aan andere overtuigingen, andere bungelen er wat losjes tussenin. Daarom pas je de ene overtuiging ook veel gemakkelijker aan dan de andere. Geloof zit voor gelovigen in het centrum van hun denkweb.
Informatiebronnen
Tussen alle overtuigingen die we hebben, zitten ook overtuigingen over hoe we horen te denken: overtuigingen over wat goed, correct denken en redeneren is. Bijvoorbeeld over welke bronnen van informatie er zijn, hoe betrouwbaar die bronnen zijn, wat goede en slechte redeneervormen zijn, hoe aannemelijk bepaalde uitgangspunten zijn, enzovoorts. Denkregels zou je ze kunnen noemen. Samen bepalen die denkregels wat we wel en niet redelijk vinden. Als je je bij het vormen van je overtuigingen houdt aan goede denkregels, dan zijn je overtuigingen redelijk. Zo niet, dan niet. Concreet: als je je ideeën over de oorlog in Oekraïne uitsluitend baseert op de Russische staatszender, dan zijn je overtuigingen niet redelijk, want die zender verspreidt veel sterk eenzijdige of ronduit misleidende informatie.
De clou van mijn voorstel is nu dat religieuze overtuigingen ook gevolgen hebben voor wat je redelijk en onredelijk vindt. Religieus geloof is van invloed op de denkregels die je hanteert en als ideaal ziet. Vandaar de slogan: religieuze overtuigingen kleuren redelijkheid.
Voor wie gelooft dat God bestaat, is het een kleine stap om ook aan te nemen dat die God Zich kan en wil laten kennen aan mensen, via een geïnspireerd heilig boek, via wonderen of andere bijzondere ervaringen, of via het boek van de natuur. Een gelovige zal deze mogelijkheden daarom serieus nemen als mogelijke informatiebronnen, terwijl een atheïst of agnost ze bij voorbaat zal uitsluiten. De drie grote monotheïstische godsdiensten zien God traditioneel als een immaterieel persoonlijk wezen dat aan de basis staat van alles wat is. Als dat zo is, zal een gelovige de hypothese dat mensen een immateriële ziel of geest hebben op voorhand meer krediet geven dan iemand die gelooft dat alles wat bestaat materieel of fysiek van aard is. Religieus geloof kan zo dus verschil maken voor hoe je de waarschijnlijkheid van verschillende aannamen inschat.
Geen uitzonderingspositie
Creëer ik met dit voorstel nu toch geen uitzonderingspositie voor religieus geloof? Kan en moet dat niet beoordeeld worden op redelijkheid? Mijn antwoord daarop is dat religieus geloof weliswaar je ideaal van redelijkheid kleurt, maar niet totaal anders maakt. Er blijft voldoende overlap tussen wat de gelovige, andersgelovige en niet-gelovige redelijk of onredelijk vinden. Bijna iedereen ziet alledaagse waarneming en getuigenissen van andere mensen als belangrijke bronnen van informatie, vertrouwt op zijn of haar gezonde verstand, rationele intuïtie en geheugen en vertrouwt erop dat zorgvuldige wetenschap een belangrijke kennisbron is. Die overlap biedt voldoende gemeenschappelijke grond om ook gesprekken te voeren over de houdbaarheid en redelijkheid van religieus geloof en andere levensbeschouwingen.
Het SCP-rapport laat zien dat die mogelijkheid van open en redelijke gesprekken over religie en levensbeschouwing van groot belang is in onze samenleving. Noch gelovigen, noch ongelovigen zouden zich moeten opsluiten in bubbels van eigen redelijkheid en gelijk. Ik denk zelfs dat we als christenen eigenlijk geen SCP-onderzoekers nodig hebben om ons eraan te herinneren dat er veel is wat ons als medemensen verenigt. Wij kennen immers de Bijbelse opdracht om onze naaste, die ook beelddrager van God is, lief te hebben als onszelf.
De auteur is bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de RUG en universitair hoofddocent filosofie aan de VU. Dit artikel is een ingekorte bewerking van de inaugurele rede die hij op 1 april uitsprak in Groningen, getiteld ”Eigenaardige overtuigingen: over religieus geloof in de filosofie en elders in het denken”.