Zorg voor de schepping in het licht van het einde
Heeft het zin om je zorgen te maken over de schepping, als je gelooft dat het wereldeinde dichterbij komt? Zijn er dan geen belangrijkere dingen om je zorgen over te maken?
Het gaat mij nu niet om de vraag of het einde inderdaad dichtbij is. Het boek Openbaring goed lezen en toepassen is een hele kunst. Maar afgezien daarvan blijft de vraag urgent of Openbaring iets leert over hoe wij moeten kijken naar en omgaan met de schepping.
Telkens benadrukt Openbaring dat de wereld van God is. Hij heeft hem gemaakt. De wereld is erop toegesneden om God te eren. In Openbaring 14 lezen we een laatste, intense oproep aan alle volken om God te eren: „Aanbidt Hem, Die de hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft” (vers 6-7).
Dit thema vinden we ook in Openbaring 4-5. Johannes krijgt een inkijkje in de hemel en ziet daar de troon van God. Hier vallen de beslissingen over wat komen gaat. Rondom de troon staan 4 wezens en 24 ouderlingen (vertegenwoordigers van de kerk van het Oude en Nieuwe Testament). Allen vallen in eerbied voor God neer en bezingen Zijn scheppingsmacht: „…want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen” (Openbaring 4:11).
De schepping is echter ook het toneel en het werktuig van Gods toorn. Als het Lam het boek met de zeven zegels ontvangen heeft, komt het einde dichterbij. Er zijn drie reeksen van zeven plagen, die in elkaar overlopen (zeven zegels, zeven bazuinen en zeven schalen). Deze oordelen zijn voorbodes van het laatste oordeel en roepen op tot bekering.
In deze drie reeksen vinden we herinneringen aan de plagen over Egypte: hagel, pest, sprinkhanen en water dat in bloed verandert. Andere plagen herinneren aan de tijd van Elia (vuur, droogte). Gods oordelen openbaren zich vaak in natuurrampen. De prachtige orde die God in de schepping legde, verandert in chaos (zon, maan en sterren verliezen een deel van hun functie, 8:12).
De mensen „verderven” de aarde, zegt Openbaring 11:18. Hiermee zal bedoeld zijn dat ze door hun zonden de wereld bevuilen. De zonde en zijn gevolgen maken Gods goede schepping tot een puinhoop. De aarde lijdt aan menselijk wanbeheer en goddelijk ongenoegen.
Openbaring kent echter ook perspectief. Christus is de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Hij is het begin van de schepping (Kolossenzen 1:15), Hij is ook de Voltooier ervan. De voltooiing van de schepping vindt plaats als het nieuwe Jeruzalem op aarde neerdaalt en de aarde herschapen wordt tot een vruchtbare hof, die lijkt op het paradijs van vroeger (Openbaring 22:1-3; Ezechiël 47:1-12). Er komen een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont (2 Petrus 3:13). De schepping verdwijnt niet, maar zal in volle glans opbloeien. Hoe dat precies zal zijn, is voor ons nog verborgen, maar dat het gebeurt is zeker. Dan zal de wolf bij het lam verkeren (Jesaja 11).
Wat betekent het boek Openbaring voor onze eigen omgang met de schepping? Openbaring benadrukt dat de aarde van God is. De aarde is schouwspel van Zijn heerlijkheid, maar door menselijke zonde ook het toneel van ontwrichting en chaos. Het raakt God dat Zijn goede schepping kapot wordt gemaakt. Dit roept ook Zijn toorn op. Morele en letterlijke vervuiling van Zijn goede schepping is zondig. De mens is immers geroepen om de aarde te bebouwen en te bewaren en niet om die te ruïneren.
Van Luther wordt de volgende uitspraak doorgegeven: „Als ik wist dat morgen de wereld zou vergaan, plantte ik vandaag een appelboom.” Of Luther dit werkelijk zo gezegd heeft, staat historisch gezien ter discussie. Er ligt echter in deze uitspraak wel een diepe wijsheid: God laat Zijn schepping niet los en daarom moeten we er goed voor zorgen, ook in het eind der tijden!
De auteur is hervormd predikant van wijkgemeente 2 (Augustijnenkerk) in Dordrecht en deeltijds universitair docent Oude Testament aan de ETF in Leuven. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.