De angst van het Westen
De westerse wereld houdt de adem in. De beelden en berichten die vanuit het oosten komen, zijn weerzinwekkend.
Wat we tot voor kort als ondenkbaar achtten, gebeurde. De Russische beer is losgebroken. Sindsdien horen en zien we de verschrikkingen van de oorlog in Oekraïne, met elke dag nieuwe slachtoffers. We lezen over bombardementen op woonwijken. Over clustermunitie tegen weerloze burgers. Over kinderlichaampjes die haastig worden begraven in greppels. Tanks rijden door straten die tot een barbaarse woestenij kapotgeschoten zijn. Alarmsirenes loeien alom. Moeders en kinderen huilen in de schuilkelders, terwijl de vaders zich ergens aan een van de fronten bevinden. En een onafzienbare, miljoenen tellende vluchtelingenstroom is op gang gekomen.
Op de dag dat ik deze regels schrijf, zijn de NAVO-leiders bijeengekomen in Brussel. Een ingelast topoverleg. Volgens secretaris-generaal Stoltenberg staan de NAVO-landen „voor de ernstigste veiligheidscrisis van deze generatie.” Grootste angst is dat Poetin op enig moment daadwerkelijk naar chemische en zelfs kernwapens zal grijpen. Eerder immers dreigde hij met gevolgen „groter dan je ooit in de geschiedenis hebt gezien”, als namelijk het Westen zich in de strijd zou mengen. Is het verwonderlijk dat er sprake is van de angst van het Westen?
”La Peur en Occident” (De angst in het Westen). Zo luidt de titel van het boek dat Jean Delumeau, een toonaangevend historicus, in 1978 publiceerde. Zelf toegewijd rooms-katholiek, gaf hij een beeld van het christelijk Europa in de 14e tot de 18e eeuw, waarin collectieve angsten, veroorzaakt door pest, godsdienstoorlogen, voedseltekorten en apocalyptische ideeën, door de volken waarden. Dr. W. Aalders op zijn beurt concludeerde dat de snelle verbreiding van de 16e-eeuwse Reformatie „een verklaring heeft in de angst die zich van de Europese bevolking had meester gemaakt.” Hij deed dat in zijn geschrift ”Luther en de angst van het Westen” (1982).
Zo was het toen. De vraag is: wat zal angstig Europa anno 2022 nog kunnen redden? Zal het niet zijn wat Luther in een benauwd jaar schreef „An die Ratsherren aller Städte deutschen Landes”: „Grijpt Gods genade en Woord aan. Grijpt toe en houdt vast, wie maar grijpen en vasthouden kan. Luie handen zullen een slecht jaar hebben!”
Een geliefde vriendin moesten we enkele dagen geleden gaan begraven. Ze kende een geheim en leefde er ook uit. Dat was genade. Toen ze jaren geleden belijdenis deed, kreeg ze de woorden uit Jesaja 41:13 mee: „Want Ik, de Heere, uw God, grijp uw rechterhand aan, Die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u!” Het werd haar levensdevies. Het waren ook de woorden die de rouwplechtigheid, een dienst van Woord en gebed, stempelden. „Vrees niet! Ik help u!” Jesaja mocht deze goddelijke belofte ooit zeggen tot een volk dat blijkens het tiende vers in grote angst en benauwdheid was. Maar in die vrees en schrik was het de Heere Die dat „wormpje Jakob”, dat „volkje Israël”, als Redder in de nood te hulp kwam. „Uw Verlosser is de Heilige Israëls.” Een voorrecht om heel persoonlijk deze Toevlucht te kennen. Wat zou het een zegen zijn als de westerse wereld zich met zijn angst zou wenden tot Hem Die krachtig bevonden is een Hulp in benauwdheden.
De auteur is christelijk gereformeerd emeritus predikant te Renswoude