Europese escalatieladder voor nucleair conflict te kort
Om een nucleaire oorlog te voorkomen, is het cruciaal om over een goede escalatieladder te beschikken. Die mist nu belangrijke sporten.
Kernwapens zijn al geruime tijd een strategisch middel. In 1939 begonnen in de Verenigde Staten in het diepste geheim het Manhattanproject. Dit overheidsprogramma verenigde topwetenschappers in hun zoektocht naar de ontwikkeling van nucleaire wapens. Dat leverde uiteindelijk in 1945 resultaat op. De Sovjet-Unie was het tweede land dat over dit type wapens beschikte. Na de twee supermachten kregen ook het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, China, Pakistan, India, Israël en Noord-Korea kernwapens in bezit. Ze betekenen voor deze landen een allerlaatste optie wanneer zij in conflict zouden komen met sterke tegenstanders.
Gelukkig zag de internationale gemeenschap al snel de potentiële gevaren. In 1963 begonnen er besprekingen over het beperken van kernproeven. Al snel volgden het Non-proliferatieverdrag van 1968 en het INF-verdrag van 1987. In deze verdragen werd een maximumaantal en een maximaal bereik voor kernwapens vastgelegd.
Ondanks deze verdragen en de besprekingen tussen kernmachten is deze maand gebleken dat kernwapens nog steeds een troef zijn. Voor het strategische denken zijn kernwapens namelijk een vaste escalatiestap. Binnen de Russische militaire en politieke doctrine is het dreigen met en inzetten van kleine kernwapens een strategisch onderdeel van de oorlogsvoering. Tot de mogelijkheden behoort bijvoorbeeld een demonstratieve inzet van een kernwapen. Door een tactisch kernwapen hoog boven een Oekraïense stad te detoneren, kan overgave of een zware concessie afgedwongen worden. Detonatie van een kernwapen op grote hoogte heeft nauwelijks impact op de bevolking en resulteert ook niet in grootschalige verwoesting. De explosie is zichtbaar en politiek behoorlijk ingrijpend maar levert geen omvangrijke schade op.
Hoe te voorkomen?
De belangrijkste verdediging tegen kernwapens zijn andere kernwapens. Als beide partijen elkaar kunnen vernietigen in een nucleaire oorlog, is het niet zo aantrekkelijk om een oorlog te starten. Maar een wederzijdse vernietigingsoorlog is niet de eerste escalatiestap die je wilt nemen wanneer je ruzie hebt met een buurland. Daarom is het belangrijk dat er genoeg andere opties zijn voordat je tot de inzet van een kernwapen moet overgaan. Dit noemen we de escalatieladder.
Deze ladder begint met lichte middelen, zoals diplomatieke besprekingen en het instellen van (economische) sancties, en eindigt met zware middelen, zoals economische loskoppeling van een land en conventionele oorlogsvoering. Door deze escalatieladder voorkom je dat je met een kernwapen moet dreigen terwijl de situatie dat eigenlijk (nog) niet rechtvaardigt. Dreigen met een kernwapen moet pas aan de orde komen als alle andere opties zijn uitgesloten.
Krakkemikkig
Juist hier gaat het mis voor ons werelddeel. In Europa mist de escalatieladder namelijk een aantal belangrijke sporten. Doordat we van Russisch gas afhankelijk zijn, slaat isolering van de Russische economie als een keiharde boemerang terug op de Europese energieveiligheid. En omdat we jarenlang op defensie bezuinigd hebben, kunnen we nauwelijks een militaire vuist maken tegenover de Russische dreiging. Bovendien is Europese besluitvorming vaak te stroperig voor een snelle reactie in een conflict. Hierdoor staan we tandeloos als Rusland besluit om demonstratief tactische kernwapens in te zetten tegen Oekraïne.
Zelf kernwapens inzetten willen we niet, maar alternatieve middelen boven aan de escalatieladder hebben we onvoldoende. We mogen dankbaar zijn dat de Amerikanen al jaren met zowel nucleaire als conventionele militairen eenheden in Europa aanwezig zijn om het nodige tegenwicht te bieden aan Rusland.
De opdracht voor de politici in Europese landen is duidelijk. Zorg dat we zo snel mogelijk economisch onafhankelijk worden van potentiële agressors zoals Rusland en China. Dit betekent het op termijn onafhankelijk worden van Russisch gas en het terughalen van cruciale productieketens uit China. Hiermee voorkomen we dat we in een wurggreep gehouden kunnen worden door landen die geregeerd worden door dictators. Daarnaast moeten we per direct ons defensiebudget verhogen, waarschijnlijk zelfs tot boven de minimale 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) die de NAVO van ons eist. Op deze manier verschaffen we onszelf voldoende opties bij een militair conflict en hoeven we niet langer te kiezen tussen nietsdoen en wederzijdse vernietiging in een kernwapenoffensief.
Johan de Leeuw is politiek bestuurslid SGPJ, David Geurtsen is commissielid buitenlandse zaken voor SGPJ. Beide auteurs studeren internationale betrekkingen.