Paul Blokhuis in de pauzestand na vier tropenjaren
Het ene moment zouden ze willen ontsnappen naar een ver oord, maar even later zijn ze toch liever dicht bij huis. Paul Blokhuis is staatssecretaris af en wil graag een vakantiereis plannen met zijn vrouw Ida. In februari tot een keus komen, blijft echter moeilijk: in die maand overleed vier jaar geleden hun 18-jarige dochter Julia. „Ik blijf laten zien dat ze hier heeft mogen leven. En dat ik haar trotse vader mag zijn.”
Soms flitst het ineens door hem heen: hé, de avond begint, maar ik hoef helemaal niet te werken. Een andere keer is het bijna middernacht en denkt hij: waar is de stapel stukken waar ik nog als een razende doorheen moet gaan? Sinds Blokhuis bewindspersoon af is, heeft hij de greep op zijn agenda weer enigszins teruggekregen. Dat een medewerker hem na een urenlang Kamerdebat bij de dienstauto nog twee loodgieterstassen met dossiers aanreikt, is verleden tijd.
Heel euforisch maakt de gewaarwording hem nog niet. Hoewel hij beschikbaar was voor weer een nieuwe periode koos ChristenUniepartijleider Gert-Jan Segers voor verjonging: Maarten van Ooijen volgt Blokhuis op. Hij kan er inmiddels mee leven, maar daarmee is niet gezegd dat hij dat besluit al heeft verwerkt. „De opluchting moet het nog gaan winnen van de teleurstelling.”
U zit in een overgangsperiode?
„Dat is precies het goede woord. Vorige week kreeg ik spontaan een koortslip. Dus kennelijk redeneert het lichaam: Oké, als jij even de teugels laat vieren, gooi ik mijn ellende er ook meteen maar uit. Heel apart.”
Veel reacties op het nieuwe regeerakkoord waren niet mals. Economen van naam en faam waarschuwden dat Rutte IV een kabinet van potverteerders dreigt te worden. Krijgt u daar vanaf de zijlijn nog iets van mee?
„Jawel, genoeg. Het kabinet heeft fors zijn nek uitgestoken om de kolossale problemen met klimaat, stikstof en aardgaswinning aan te pakken. Gelukkig kunnen we daar onze miljarden voor inzetten, dankzij ons eerdere begrotingsbeleid, dat altijd terughoudend is geweest. Er zijn tal van landen waar de problemen veel groter zijn, zonder dat die zich de luxe kunnen permitteren om net zo stevig te investeren in goede oplossingen. Dus ik zou zeggen: Fijn dat het hier zo kan.”
Alles wat we hier tegen miljardenkosten stopzetten aan vervuilende uitstoot gaat over de grens gewoon door.
„Klopt, maar ik denk toch echt dat het goed is dat Nederland in dezen gidsland is. Ik ben twee keer in Gambia geweest; daar is het strand niet goud- maar blauwgekleurd van het plastic. Moet dat dan reden zijn om te zeggen: O, dat wij hier statiegeld op plastic flesjes heffen, heeft dus geen zin? Laten we híér onze verantwoordelijkheid nemen en de landen elders die veel armlastiger zijn helpen om dezelfde slag te gaan maken. Ik denk dat zo’n aanpak voluit Bijbels is.”
Bij uw aantreden werd u ook verantwoordelijk voor het wegwerken van de wachtlijsten in de ggz. Critici zeggen: Van dat streven is niets terechtgekomen. Is die missie mislukt?
„Dat lijkt me wat kort door de bocht. Van de ruim 17 miljoen Nederlanders die onze bevolking telt, doen er jaarlijks meer dan een miljoen een beroep op de ggz. Voor die groep staan bijna 100.000 hoogopgeleide, professionele hulpverleners klaar. Die zien kans het merendeel van de klachten op een goede manier te behandelen. Maar dat is natuurlijk geen nieuws, dus dat staat niet in de krant. Wat je wel leest, is dat er problemen zijn met mensen met een complexe hulpvraag of met meervoudige stoornissen. Terecht, die worden in ons stelsel soms moeilijk geholpen. Vaak om een platte reden: geld. „Van die dure patiënten moet ik er niet te veel hebben. Daar loop ik op leeg”, zeiden directeuren van grote ggz-instellingen tegen me. Met dat gegeven ben ik wel degelijk aan de gang gegaan. Zo heb ik me sterk gemaakt voor een nieuwe bekostigingsstructuur. Daarmee is de prikkel om zo veel mogelijk patiënten met relatief milde klachten in behandeling te nemen en zo weinig mogelijk mensen met complexe stoornissen uit het systeem gehaald. Verder is de samenwerking tussen ggz-instellingen uit dezelfde regio nu gelukkig veel beter dan toen ik begon. Eens in de zoveel tijd brengen die het dossier van iemand voor wie ze zelf geen plek hebben in op een gezamenlijke overlegtafel, waarna de patiënt een behandeling krijgt aangeboden in de instelling die op dat moment ruimte heeft.”
Een deel van de patiënten die langdurig op een wachtlijst stonden, verenigde zich in ”Lijm de zorg”. Begin 2020 zat die actiegroep opeens in de hal van uw ministerie, met spandoeken en protestborden. Hoe kijkt u daarop terug?
„Voor ik staatssecretaris werd, was ik 11 jaar wethouder in Apeldoorn. Daar maakte ik vergelijkbare schrijnende situaties mee. Ik probeerde me altijd twee zaken voor te houden. Eén: toon begrip, voel mee. Met de ggz-patiënte die het gezicht was van die actie, Charlotte Bouwman, heb ik een keer of vijf van mens tot mens gesproken. Kort voor corona, dat kon toen nog net. En twee: doe aan verwachtingsmanagement. Zo heb ik tegen Charlotte gezegd: Ik ga m’n stinkende best voor je doen om dit probleem aan te pakken. Tegelijkertijd weet je dat zo iemand op zo’n moment vurig hoopt dat er de volgende dag al een oplossing is. Dan moet ik eerlijk uitleggen: Nee, daar gaat tijd overheen en ik kan niet precies zeggen hoeveel. Dat blijft lastig. Gelukkig ziet de sector dat de stappen die onder mijn verantwoordelijkheid zijn gezet hun eerste vruchten beginnen af te werpen. Dat heb ik bij mijn afscheid van diverse kanten gehoord.”
Kun je als bewindsman eigenlijk rustig gaan slapen als zo veel mensen je verantwoordelijk houden voor het oplossen van hun leed?
„Natuurlijk voer je soms gesprekken waarvan je denkt: dit is te erg voor woorden. Vaak maakten die ook weer iets van heilige verontwaardiging bij me los. Dat geeft dan weer nieuwe energie. Op m’n werk zei ik altijd gekscherend: Ik ben een niet-gediagnosticeerde ADHD’er. Nee serieus, ik ben er als kind niet op getest en ook later is het er nooit van gekomen, maar ik heb diverse kenmerken. Als niemand me afremt, stuiter ik van ’s ochtends acht tot twee uur ’s nachts aan één stuk door.
Dus nee, als ik in de spiegel keek, had ik niet zoiets van: Gewetenloze schurk. Er zijn zo veel mensen in nood en jij bent weer lekker gaan slapen. Omdat ik wist dat ik al die andere uren op de dag heel hard voor die mensen had gewerkt.”
In uw partij, de ChristenUnie, is het tamelijk ongebruikelijk dat bewindspersonen zich mengen in het interne partijdebat over het homohuwelijk. U deed dat medio 2019 toch. Waarom?
„Ik heb gezegd: Als twee mensen van hetzelfde geslacht die van elkaar houden, willen huwen, gun ik ze dat geluk. Iemand uit onze achterban schreef me verwijtend dat hij minstens een uur ontdaan was geweest door wat ik had gezegd. Toen ik dat zei tegen de vader van een zoon die homo is, was zijn reactie: Zo, zo, een uur. Mijn kind is zijn hele leven aangeslagen. Dat is iets wat mij ontroert. Ik kan er slecht mee leven als mensen zeggen: „Joh, het spijt me. Jij zoekt naar een plekje in de kerk, maar de Bijbel is duidelijk. Vanwege jouw geaardheid is dat er helaas niet.””
Dergelijke mensen moeten opnieuw doordenken wat de Bijbel ons op dit punt zegt; bedoelt u dat?
„Ik ben ervan overtuigd dat ook mensen die een relatie willen aangaan met iemand van hetzelfde geslacht er voor God mogen zijn. Dat standpunt heb ik omarmd, maar dat was niet omdat ik dacht: we moeten als ChristenUnie nodig met onze tijd meegaan. Of: we moeten oppassen dat ze ons niet als oubollig zien. Het is het resultaat geweest van studie en bezinning. En ja, ook van Bijbelstudie. We moeten van dit gesprek geen theologendebat maken, maar laat ik één voorbeeld geven. In de Romeinenbrief noemt Paulus homoseksualiteit tegennatuurlijk. Ik kan me vinden in de exegese dat hij zich met die woorden specifiek heeft willen richten op iets wat hij in zijn tijd zag, namelijk dat homoseksualiteit een soort modegril begon te worden. Bijna alle Romeinse keizers leefden in homoseksuele relaties. Dat moet haast wel tegennatuurlijk zijn geweest, om de simpele reden dat niet 100 procent van de mensen homoseksueel is. Je kunt de Schrift dus ook zo lezen dat je met volle eerbied zegt: Paulus veroordeelt daar het gedrag van mensen die puur omdat ze er graag bij willen horen, doen alsof ze zo zijn.”
Vindt u dat de ChristenUnie haar visie op het huwelijk als een publieke verbintenis tussen man en vrouw die uniek en waardevol is, moet herzien?
„Dat is weer net wat te dogmatisch de andere kant op, ik vind dat we ons moeten blijven bezinnen. Laten we in gesprek blijven, de verbinding zoeken en proberen om er voor iedereen te zijn.”
Onder Rutte III wisten de christelijke partijen een enkele keer te voorkomen dat er in medisch-ethisch opzicht wissels werden omgezet. Hoeveel ruimte krijgen ze daar nog voor tijdens Rutte IV?
„Als het in de Kamer over herhaalabortussen ging, gebeurde het soms dat ook niet-christelijke partijen zeiden: Jongens, voor de derde, vierde of zelfs vijfde keer een kindje laten weghalen; dat moet toch niet nodig zijn? Hopelijk kunnen we op dit dossier bruggen blijven slaan. Overigens, het is niet zo dat ik me nu zorgen begin te maken over de komende dertig jaar, hè. Ik ben al meer dan drie decennia heel bezorgd en het is mede vanuit die zorg dat ik bij de ChristenUnie ben gegaan. En ben gebleven. Vechten voor de beschermwaardigheid van het leven, voor de eerbied ervoor; dat moet de partij met de steun van de achterban, inclusief die van mij, blijven doen.”
Voor iemand die net vier tropenjaren achter de rug heeft, oogt u alsof u het debat met de Kamer weer zo snel mogelijk wilt vervolgen. Bent u wel in staat om afstand te nemen van uw dossiers?
„O, ja. Zeker wel. Geen zorgen. Ik vind het niet dramatisch dat ik even in de pauzestand ben gezet.”
Weet u ook al hoe u de tijd die nu overblijft gaat invullen?
„Toen de formatie op haar eind begon te lopen, maar mijn vrouw Ida en ik nog niet wisten of ik wel of niet door zou gaan, heb ik thuis geroepen: We gaan samen naar Midden-Amerika. Ik houd erg van de natuur, van de schepping. Vooral vogels kijken vind ik prachtig en de mooiste schepselen zitten daar. Het is alleen wel zo dat Covid er nog stevig rondgaat en dat het in bijna heel Midden-Amerika nog code oranje is. Als een soort plan B heb ik ook al een weekje IJsland voorgesteld. Maar wat het gaat worden, weten we nog niet.”
Omdat het beloop van de coronapandemie nog onzeker is?
„Dat, maar ook omdat januari, februari en maart de maanden zijn waarin we nog sterker dan in de rest van het jaar worden herinnerd aan het overlijden van onze dochter van 18, van Julia. Zij overleed op 25 februari 2018 aan de gevolgen van een zeldzame variant van een auto-immuunziekte. Haar geboortedatum was 1 januari, de begrafenis was op 3 maart. Januari en februari zijn sindsdien de donkere maanden in ons leven, waarin we het ene moment denken: laten we even ontsnappen en een mooie reis maken. Maar het andere moment blijven we toch liever dicht bij huis om naar haar graf te kunnen gaan.”
Ieder jaar twittert u op 1 januari een bericht ter nagedachtenis van uw dochter. Mensen reageren massaal, ook wildvreemden. Wat doen die reacties met u?
„Ik doe dat niet alleen op haar geboortedatum, maar ook op 25 februari, haar sterfdatum. En ik wil het blijven doen. Ik wil onze lieve Julia blijven noemen. Gewoon, omdat ze het verdient en Twitter vind ik daar een heel mooi platform voor. Ik heb weleens gezegd: Als nou iemand Jezus’ boodschap aan ons heeft begrepen, was zij het. Zodra ze maar zag dat iemand werd getreiterd, sprong ze ertussen en zei ze: „Doe normaal.” Het helpt me bij de rouwverwerking dat ik kan laten zien dat ze hier mocht leven en dat ik haar trotse vader mag zijn.
Heel vaak krijg ik ook te horen: Wat tof dat je dat doet, want daardoor heb je het voor ons makkelijker gemaakt om ons te kunnen blijven uiten over ons overleden kind. Eigenlijk volg ik gewoon het oude Joods gezegde: blijf de namen van je overleden dierbaren noemen, want zodra je daarmee stopt, bestaan ze niet meer.”
Het duurt vast niet lang voordat u vanuit alle kanten nieuwe functies krijgt aangeboden. Stel, een prolifeorganisatie zoals de NPV of Schreeuw om Leven, of een hulpinstantie zoals Siriz denkt: die Blokhuis weet veel van de zorg, die vragen we voor de raad van advies?
„Laat ik het zo zeggen: wat ik hierna ook ga doen, bepalend voor mij zal zijn: is het ten dienste van de naaste en van God?”
Oftewel, zodra uw uitrustperiode erop zit, kan elke goededoelenorganisatie van christelijke signatuur u benaderen?
Met een lach: „Met de twee criteria die ik noemde, is het inderdaad zelfs niet uitgesloten dat ik ingenieur word en wegen ga aanleggen. Maar nee, serieus. Er speelt nog niks en ik heb nog geen duidelijke plannen. Als ik aan het eind van de dag maar kan blijven verantwoorden wat ik heb gedaan, is het goed.”