Alleen een almachtige staat kan sturen op besmettingen
De meningen over het coronabeleid van het kabinet lopen fors uiteen. Dat is al zo sinds de eerste coronagolf begon te luwen om enkele maanden later, sneller dan gedacht, opnieuw aan te zwellen tot een tweede piek. Een van de twistappels is of de overheid het bestrijden van deze crisis van a tot z van bovenaf moet willen regisseren. Of dat de verantwoordelijkheid, veel meer dan nu het geval is, bij de burger zelf moet worden gelegd.
Het einde van de crisis is nog niet in zicht en tot die tijd zullen er ook meningsverschillen zijn. Gezien het feit dat veel van de maatregelen diep kunnen ingrijpen in het dagelijks leven en een beperking behelzen van (grondwettelijke) vrijheden is dat zonder meer begrijpelijk.
Duidelijk is wel dat de toon in het debat onmiskenbaar verhardt. De socioloog Willem Schinkel, een van de partijideologen achter Sylvana Simons van BIJ1, droeg daar deze zomer aan bij in zijn boek Pandemocratie. Schinkel doet het Nederlandse coronabeleid daarin af als een vorm van necropolitiek, waarin het gaat om leven en dood. Daarmee introduceert hij een beladen schuldvraag in het debat. Kortweg komt zijn visie erop neer dat het kabinet door iets wel of niet te doen, speelt met mensenlevens. In de Tweede Kamer, waar het gevaar van versimpeling altijd op de loer ligt, wordt de discussie –bijvoorbeeld door BIJ1– al snel teruggebracht tot de vraag: Moet het kabinet sturen op het aantal ziekenhuisopnames of op het aantal coronabesmettingen?
Dat of/of heeft iets gekunstelds, want in de epidemiologische fasen ”zorgelijk” of ”ernstig” kiest het kabinet voor beide. Door lockdownmaatregelen te treffen die primair gericht zijn op een lagere viruscirculatie moet dan uiteindelijk het aantal opnames omlaag worden gebracht. Wie stelt dat het kabinet zich niet schuldig mag maken aan necropolitiek betoogt in feite dat er structureel dwingende voorzorgsmaatregelen nodig zijn, die verder gaan dan de basisregels. En dus ook in de fase ”waakzaam”. Ook dan zijn er immers besmettingen, met ziekenhuisopnames en overlijdens als gevolg.
De uiteindelijk cruciale vraag achter deze discussie is of het terecht is om die overlijdens te duiden als vermijdbare sterftes, waar de overheid als enige alle verantwoordelijkheid voor draagt. Daar zonder meer ja tegen zeggen, is bepaald lichtzinnig. Als dat waar zou zijn, moet bijvoorbeeld ook het griepbeleid meteen op de schop. Ook in het preventiebeleid zijn hardere ingrepen dan onvermijdelijk. Eigenlijk dient de overheid dan te worden uitgerust met bevoegdheden die grenzen aan die van een zich almachtig wanende, dictatoriale staat.
Wie de overheid schuldig verklaart aan de coronasterfte, maakt dus veel los, maar of het debat over het coronabeleid daarmee gediend is, is de vraag. Kabinet en Kamer staan samen voor de lastige opgave om steeds het juiste evenwicht te vinden. Dat is ook zonder argumenten in verwijtende taal te vervatten al ingewikkeld genoeg.