Opinie

Geen barmhartige overheid zonder barmhartige samenleving

Laten we aan een maatschappij én een overheid bouwen die draait om barmhartigheid in plaats van zelfgerichtheid. Om bescheidenheid in plaats van hoogmoed. Zo’n samenleving zal ook groeien in weerbaarheid.

Eppo Bruins
15 October 2021 19:00
„Christelijk-sociale politiek zet niet de overheid centraal, maar gelooft in de kracht van de samenleving.” Foto: demissionair premier Mark Rutte en CU-fractievoorzitter Gert-Jan Segers tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. beeld ANP, Bart Maat
„Christelijk-sociale politiek zet niet de overheid centraal, maar gelooft in de kracht van de samenleving.” Foto: demissionair premier Mark Rutte en CU-fractievoorzitter Gert-Jan Segers tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. beeld ANP, Bart Maat

In Nederland klinkt breed een roep om nieuw politiek leiderschap, een nieuwe bestuurscultuur, een andere overheid. Een overheid met een menselijk gezicht, die de burger beschermt.

Op papier ziet ons land er netjes en goedgeorganiseerd uit. We hebben een Grondwet, een parlement dat de regering controleert en medewetgever is. We hebben onafhankelijke rechters en een woud aan inspecties en andere toezichthoudende organen. En toch kan het gruwelijk misgaan.

We zien het bij de toeslagenaffaire en in de bijstand. We zien het bij inspecties en toezichthoudende organen. We worden daarom geconfronteerd met een permanent verontwaardigd parlement, een geautomatiseerde en genadeloze overheid en uitvoeringsdiensten die blind de regels volgen.

Steeds meer komen we erachter dat we ons land doodgeregeld hebben en dat we belangrijke en praktische uitgangspunten verloren zijn. Het besef groeit dat redelijkheid en billijkheid in het bestuursrecht de rechtsverhouding tussen overheid en burger zouden moeten kleuren. Het bestuursrecht is gericht op bescherming van de individuele burger tegen een machtige overheid. Hieruit zijn de beginselen van behoorlijk bestuur voortgekomen. Maar redelijkheid en billijkheid delfden het onderspit. Verontwaardiging over fraude en misbruik van uitkeringen won. De burger vertrouwt de overheid niet meer, de overheid de burger niet meer.

Het is daarom nodig om te komen tot niet alleen een structuurverandering maar ook een cultuurverandering bij de overheid. Hier zie ik een belangrijke bijdrage vanuit christelijk-sociaal perspectief.

Barmhartig

Wat is een barmhartige overheid? Een overheid waarbij we veilig zijn, die een plekje voor ons heeft, die ons ziet. Maar als we een barmhartige overheid willen, ligt de weg voorwaarts dan wel bij die overheid? Mijn stelling is dat de overheid zichzelf niet een cultuurverandering kan opleggen.

Die overheid is een afspiegeling van ons allen, van de tijd waarin wij leven en van hoe wij met elkaar omgaan. De overheid: dat zijn u en ik. De vraag is dus: is er nog barmhartigheid in de sámenleving? Laten we daarom eerst naar onszelf kijken.

We werden een samenleving waarin de twee grootste politieke partijen liberale partijen zijn. En ook de PVV noemt zichzelf een ”vrijheidspartij”. In de afgelopen decennia is het liberalisme de dominante maatschappelijke stroming in West-Europa geworden. Zijn kernwaarden zijn daarbij vervlakt tot individualisme, eigendom en marktwerking.

Het liberalisme is in onze tijd veranderd in een radicaal-religieuze, intolerante stroming, die seculier denken definieert als het enige neutrale uitgangspunt in overheid, onderwijs en openbare ruimte. De scheiding van kerk en staat is daardoor vervaagd. De scheiding van geloof en politiek, van geloof en opvoeding en van geloof en gedrag is juist versterkt. Het geloof werd dus verbannen, maar andere ‘geloofsartikelen’ kwamen ervoor terug, zoals radicale gelijkheid en een haast zelotisch aandoend streven naar maximale zelfontplooiing. Groen van Prinsterer voorzag dat al, getuige zijn boek ”Ongeloof en Revolutie”.

Hypergeïndividualiseerd

Ik noem vier kenmerken van de hypergeïndividualiseerde samenleving en ik richt me daarbij vooral op hoe we onze nieuwe generaties vormen en opvoeden.

1. Onzekerheid. Mij is opgevallen dat jongeren een collectieve angst hebben dat ze niet opvallen. Ze vragen zich af: Wat kan ik eigenlijk? Wie zit er op mij te wachten? Dat leidt tot prestatiedruk, met als gevolg burn-out en stress bij een groot deel van hen.

2. Ik-gerichtheid. Deze begint al vroeg in de belangrijke vormingsjaren, zowel in de opvoeding als in het onderwijs. Het kind staat centraal. Soms is het uitgangspunt dat álle leren leuk moet zijn. Maar jongeren komen er later achter dat de wereld niet geïnteresseerd is in wat zij leuk vinden of graag willen. Daarom is het beter de leerstof centraal te stellen, het kind buiten de eigen leefwereld te brengen en te accepteren dat leren inspanning kost.

3. Problemen externaliseren. In plaats van de verantwoordelijkheid voor onze kinderen te nemen, externaliseren wij de problemen. Als het gaat om gedrag, worden kinderen die niet gemiddeld zijn tot patiënten verklaard. Daarbij breidt het palet aan stoornissen alsmaar uit. Onze samenleving, waar de radicale gelijkheid het hoogst haalbare is geworden, kan niet meer met verschillen omgaan. Door het pathologiseren van gedrag worden onderliggende oorzaken niet aangepakt. De diagnose wordt al gauw gebruikt als verklaring. Zo wordt het probleem geëxternaliseerd. De meeste kinderen groeien in de puberteit echter over hun ‘stoornis’ heen. Zou het daarom niet beter zijn te erkennen dat het onze samenleving is die een stoornis heeft?

4. Taboe op normativiteit. Er is een gebrek aan normativiteit. Daar rust zelfs een taboe op. Normen gaan uit van een moraal. En een moraal gaat uit van een levensbeschouwing. De door radicale liberalen zo gewenste scheiding van geloof en openbaar leven leidt ertoe dat verwijzingen naar normativiteit worden gezien als betutteling of –en dat is ernstiger– worden weggezet als discriminatie of groepsbelediging. Opvoeding en onderwijs gaan niettemin ten diepste over mens worden, en dus over normativiteit. Dat houdt in dat je weet of iets goed of kwaad is. In onze tijd is de keuze tussen goed en kwaad echter steeds vaker een kwestie van smaak of gevoel.

Bewust twijfelen

Christenen ontlenen hun kennis over goed en kwaad aan de Bijbel. Veel Nederlanders hangen gelukkig nog steeds (onbewust) Bijbelse normen aan. Maar wie niet in een normatief kader geworteld is, groeit op zonder zekerheden. Tegenwoordig laten we kinderen bewust twijfelen over alles. Het kind dat zichzelf ontwikkelt en zonder sturing zelf een normenkader ontdekt, heeft echte keuzevrijheid, zo is de gedachte. Het taboe op normativiteit leidt echter niet tot een weerbare generatie die zelf keuzes heeft leren maken. Het leidt tot een generatie die niet meer weet wie ze is en op wiens schouders ze nog kan staan. Vorming van kinderen, van leerlingen, binnen een normatief kader is nodig, omdat juist dat normatieve kader leidt tot zelfstandigheid, weerbaarheid en het vermogen tot reflectie.

Gat in ons bestaan

Die zelfstandigheid en weerbaarheid heeft een samenleving nodig om te bouwen aan een betere overheid. We zijn echter onzekere, zelfgerichte burgers geworden. Een onzekere samenleving, die eraan gewend is geraakt oorzaken van problemen elders te leggen, zegt tegen haar overheid: jij moet mijn probleem oplossen. Terwijl de overheid het gat in ons bestaan niet kán vullen.

Laten we dus aan een samenleving én een overheid bouwen die draaien om barmhartigheid in plaats van zelfgerichtheid. Om bescheidenheid in plaats van hoogmoed. Een samenleving waarin barmhartigheid, bescheidenheid en bedachtzaamheid worden geleerd, zal ook groeien in weerbaarheid.

Christelijk-sociale politiek zet niet de overheid centraal, maar gelooft in de kracht van de samenleving. Zij die de overheid vormen, bedoelen het goed. Zij hopen de samenleving te veranderen en te verbeteren door beleid te maken. Maar de geautomatiseerde overheid heeft geen andere instrumenten dan beleid, geld en handhaving.

Dankzij de ”kansengelijkheid” werden we paradoxaal genoeg een ”meritocratie” (maatschappijmodel waarin ieders sociaal-economische positie is gebaseerd op zijn of haar verdiensten). Daarin is een bestuurs­elite gevormd die in een ander universum leeft dan waar veel Nederlandse gezinnen in leven. Het wil wat zeggen dat degenen die nog wél verantwoordelijkheid willen nemen voor politiek en openbaar bestuur een grote groep theoretisch opgeleiden vormen, die brede academische studies hebben gedaan. Hen ging hun, volgens de huidige normen, voor de wind en nu zijn ze de overheid.

Kloof

Het is belangrijk dat we de kloof verkleinen tussen hen die de route liepen naar (wat we dan noemen) succes en hen die net naast het geëffende pad liepen. Het is nodig dat er praktijkervaring komt in het openbaar bestuur, en dat er naast een academische route opnieuw ook een praktische route naar leiderschap komt.

Succes is niet een keuze, zoals de liberalen denken. Succes is niet een academische opleiding, zoals de sociaaldemocraten denken. Succes ziet er voor iedereen anders uit.

Misschien wil niet iedereen fulltime werken. Misschien wil niet iedereen jaren in de schoolbanken zitten. Als je je gezin een beetje bij elkaar weet te houden, als je kinderen leren zichzelf te redden, als je het goed hebt met elkaar, als je vrijwilligerswerk doet, als je je ouders een aangename oude dag kunt bezorgen… dan vragen we al heel wat van je. Dan draag je –nee, dan ben je– het weefsel van onze samenleving. Bescheiden, barmhartig, bedachtzaam.

Je kunt als vakman een eerlijke boterham verdienen en wellicht zelfs een paar mensen in dienst nemen. Misschien heeft je beroep geen Engelstalige naam en wellicht heb je geen titel (dat boeit je ook helemaal niet, want je hebt een vak geleerd)… Maar zonder titel en zonder bachelor ben je wel een geweldige leider en een groot voorbeeld voor je mensen. En leid je jongeren op als stukadoor, gewoon omdat je hart uitgaat naar die gasten… Dan doe je het toch goed? Laten we bedachtzaam, bescheiden en barmhartig zijn. En elkaar waarderen en ontmoeten zonder oordeel.

Bidden

Wat je aan overheid ook aan maatregelen neemt, ze zullen geen doel treffen als ze niet landen in een samenleving met een veranderde hartsgesteldheid. Daarom is het belangrijkste wat we kunnen doen: bidden.

Bidden is loslaten: het beste medicijn tegen maakbaarheidsdenken. Bidden is jezelf klein maken. Niet jezelf wegcijferen of onbelangrijk maken. Maar wel erkennen dat er Iemand groter is dan jijzelf. Bidden is de ander centraal stellen (de ander met én zonder hoofdletter). Bidden is ook ontvangen. Als we de handen samenvouwen of openhouden, verandert onze hartsgesteldheid. En daarmee veranderen we onze omgeving.

Er ligt een belofte dat het land zal genezen als wij biddend Gods aanwezigheid zoeken. Laten we onszelf daarbij vooral niet te klein maken met valse bescheidenheid. Wat we zeggen en doen, doet ertoe. Maar wat er bovenal toe doet, is wie we zijn en Wie we belijden. We bestaan. De ChristenUnie bestaat. We zien steden, gemeenten en provincies veranderen daar waar we maar één zetel hebben, of daar waar we maar één parttimewethouder leveren.

Het is belangrijk om te bidden voor een barmhartige overheid en een barmhartig land. Maar het is daarnaast net zo belangrijk om te bidden voor onszelf, onze eigen hartsgesteldheid. Als een volk in ootmoed buigt en bidt, Gods aangezicht zoekt en zich bekeert van zijn slechte wegen, dan zal Hij dat land genezen. Gaan we nog op de knieën voor Hem Die alles gemaakt heeft?

Verblijd je te allen tijde, bid zonder ophouden, dank God alles (1 Thessalonicenzen 5:16-18). Regeren begint met bidden. Want alles wat heerst en macht heeft, is door Hem en voor Hem gemaakt.

De auteur was van 2015 tot en met 2021 Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie. Tegenwoordig is hij zelfstandig adviseur in wetenschaps- en innovatiemanagement. Dit artikel is gebaseerd op de op 14 oktober door hem uitgesproken Mr. G. Groen van Prinstererlezing, de jaarlijkse lezing van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer