Amerikaanse historicus James Kennedy neemt Nederlandse arbeidsethos onder de loep
De Amerikaanse historicus James Kennedy had het gevoel dat hij op een andere planeet was beland toen hij in 2003 aan de slag ging als hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Wat was dit voor luilekkerland?
Voor de Maand van de Geschiedenis verdiepte Kennedy (1963) zich in het Nederlandse arbeidsethos zoals dat zich vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde. Hij schreef er het essay ”Aan het werk” over – de titel matcht met het thema van de Maand van de Geschiedenis. Zijn eigen ervaringen nam hij als vertrekpunt.
Kennedy was „als hardwerkende Amerikaan” terechtgekomen in een land met een minimum aan wettelijke vakantiedagen, verplicht vakantiegeld bij het salaris en „stille vakantieperioden waarin helemaal geen werk leek te worden gedaan.” En dan had je nog de „nutteloze middeleeuwse feestdagen” die de agenda bepaalden, collega’s die niet fulltime werkten en meestal niet bereikbaar waren na vijf uur of in het weekend. En ze hielden ook nog eens hun vakantie- en verloftijden nauwkeurig bij. „Toen begreep ik waarom Nederlanders de minste uren werken van alle Europeanen.”
Intussen heeft Kennedy wel begrepen dat Nederland bepaald geen luilekkerland is. Hoewel Nederlanders hun werk minder centraal stellen dan andere Europeanen, nemen ze hun werk wel zeer serieus – misschien zelfs te serieus, meent de Amerikaanse historicus. „Ze hebben behoorlijk geworsteld met het begrip en wat ”werk” zou moeten betekenen voor hun leven.” Zijn essay is een poging om die worsteling beter te begrijpen.
In vogelvlucht scheert Kennedy langs de ontwikkelingen sinds de Tweede Wereldoorlog. Centraal staat daarbij steeds de vraag hoe Nederlanders tegen werk aankeken, van Wederopbouw tot coronacrisis, steeds balancerend tussen plicht en ontplooiing. Veel veranderde er: vrouwen traden toe tot de arbeidsmarkt, het kostwinnersmodel werd ingeruild voor het tweeverdienersmodel, de vrije tijd nam toe (te beginnen met de vrije zaterdag), de welvaartsstaat werd op- en deels weer afgetuigd. Maar de norm dat je behoort te werken bleef krachtig overeind, signaleert Kennedy. Wel is de centrale positie van werk afgenomen; andere zaken (gezin, vrije tijd) wonnen aan waarde bij de Nederlanders. „Werklust, maar met mate”, vat de historicus samen.
Meesters van de agenda
Echt interessant wordt het als Kennedy in een afsluitend hoofdstuk zijn eigen oordeel over het Nederlandse arbeidsethos naar voren brengt. Hij heeft zijn aanvankelijke opvattingen bijgesteld. Nederlanders vinden de sociale dimensie van werk (fijne collega’s) belangrijk, ze zijn betrouwbaar, efficiënt en aanspreekbaar, noteert Kennedy. En wat hem opvalt: Nederlanders zijn meesters van hun agenda’s. „We weten uit onderzoek dat Nederlanders meer waarde hechten aan het begrenzen van werk dan andere Europeanen. Thuiswerken tijdens corona moet een uitdaging zijn geweest voor veel Nederlanders, omdat de grenzen tussen werk en niet-werk vervaagden.”
Opmerkelijk is Kennedy’s constatering dat voor Nederlanders gezin, familie en vriendenkring van vitaal belang zijn, belangrijker dan werk. „Ondanks zijn reputatie als sociaal progressief land is Nederland voor mij –veel meer dan het conservatieve Heartland van Amerika– het land van traditionele ”family values”.” Hij baseert die gedachte op het feit dat veel vrouwen het liefst in deeltijd werken. „Vooral zij maken het mogelijk dat Nederlanders kunnen zeggen: het gezin komt vóór werk.”
Vergeleken met Amerika hebben de Nederlanders een beter arbeidsethos, omdat daar evenwicht in zit, constateert Kennedy. „Ze zijn gelukkiger, productiever en beter in balans.”
Toch heeft de historicus een paar verbeterpunten. Zo bestaan er grote verschillen in Nederland, niet iedereen deelt in de lusten van een mooie werk-privébalans. Sterker nog: erg inclusief is het werk in Nederland niet, er staan nog altijd veel mensen aan de kant. „Hoewel niemand sterft van de honger in Nederland, is er ook geen echte solidariteit met de gemarginaliseerden en uitgerangeerden”, vindt Kennedy. De ongelijkheid tussen mensen met en zonder werk is juist toegenomen. „Zo gezien heeft het goed geordende arbeidsethos van de meeste Nederlanders iets zelfvoldaans, waardoor zij zich verheven voelen boven en geen zicht hebben op de werkwerelden van mensen van wie ze afhankelijk zijn of die werkloos aan de kant staan.” Zelfgenoegzaamheid is volgens de Amerikaan een van de grootste Nederlandse ondeugden.
Wat dat betreft is er nog werk aan de winkel voor ‘de’ Nederlander.
Maand van de Geschiedenis
De Maand van de Geschiedenis is het grootste geschiedenisevenement van Nederland. De organisatie is in handen van het Openluchtmuseum, dat hiervoor samenwerkt met musea, bibliotheken, boekhandels en andere culturele organisaties. De maand heeft als doelstelling geschiedenis voor een breder publiek toegankelijker te maken. Thema is dit jaar ”Aan het werk”. James Kennedy scheef het bijbehorende essay.
www.maandvandegeschiedenis.nl
Boekgegevens
Aan het werk, James C. Kennedy; uitg. Prometheus; 64 blz.; € 4,99