Rutte III regeert door, bij gebrek aan beter
De formerende partijen laten het tot nog toe afweten. Daarom zijn op Prinsjesdag alle ogen gericht op het demissionaire kabinet. Plannen voor miljardenuitgaven lekten al uit. Het roept de vraag op hoeveel nieuwe plannen de begroting van een uitgeregeerde ministersploeg mag bevatten.
Het voelt als een lange tijd geleden. Premier Rutte die zich op het Binnenhof door een haag van journalisten en andere toeschouwers naar de fietsenkelder worstelt. Om vervolgens op zijn tweewieler Paleis Huis ten Bosch aan te doen. Daar biedt hij koning Willem-Alexander het ontslag aan van alle ministers en staatssecretarissen in zijn kabinet-Rutte III, omdat de gedupeerde ouders in de toeslagenaffaire ongekend onrecht is aangedaan.
De koning neemt de ontslagaanvraag in beraad. Hij geeft de minister-president de opdracht mee om „alles te doen wat in het belang is van het koninkrijk noodzakelijk is”, totdat een volgend kabinet het stokje kan overnemen. Die taakopdracht −sinds 1935 in gebruik− is feitelijk de speelruimte voor een demissionair kabinet.
Het is de bedoeling dat de bewindslieden die hun ontslag hebben aangevraagd op de winkel passen. Zaken die al in gang zijn gezet, mogen ze afhandelen. Omstreden kwesties dienen niet meer aan de orde te komen. De Eerste en Tweede Kamer bepalen welke onderwerpen zij wel en niet op de agenda willen hebben gedurende de demissionaire periode. De Kamer mist immers een belangrijk machtsmiddel als het kabinet demissionair is: zij kunnen niet nog een keer het gehele kabinet naar huis sturen.
Het is aan het demissionaire kabinet om invulling te geven aan het verzoek van de koning. Daarbij kan het gebeuren dat het parlement de regering op de vingers tikt. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen voormalig minister-president Balkenende na afloop van zijn eerste kabinet nog wat plannen wilde doorvoeren. CDA en VVD trokken de stekker uit het kabinet-Balkenende I na gekrakeel bij coalitiepartner LPF. Demissionair premier Balkenende, die het einde van het correctief referendum en bredere snelwegen nog snel even voor elkaar wilde boksen, stuitte op verzet in de Eerste Kamer. Hij werd op het matje geroepen en moest zich uiteindelijk neerleggen bij de oproep van de voltallige oppositie om terughoudender te zijn met nieuwe plannen.
Miljardenuitgaven
Terughoudendheid is niet het eerste waar iemand aan denkt die leest over de Prinsjesdagplannen voor dit jaar. In aanloop naar de derde dinsdag van september lekte uit dat de bewindslieden bijna zeven miljard euro uittrekken voor klimaatmaatregelen. Extra subsidies moeten ervoor zorgen dat mensen hun huis laten isoleren of een elektrische auto kopen. Ook kunnen bedrijven en non-profit organisaties geld krijgen als ze zonneparken aanleggen of windmolens neerzetten.
Het is niet de enige investering van het uitgeregeerde kabinet. In de gelekte Miljoenennota zou staan dat er bijna een half miljard extra bijkomt voor het bestrijden van criminaliteit. Om de koopkracht van onder anderen eenverdieners te verbeteren trekt het kabinet 230 miljoen euro uit – ondanks dat gaan alleenverdieners er volgend jaar als enige groep op achteruit. Verder nog: de komende tien jaar 100 miljoen euro om meer betaalbare woningen te realiseren; honderden miljoenen voor de technologie- en chipsector; 150 miljoen voor sociale advocatuur en 100 miljoen extra voor Defensie.
Investeringen van dit kaliber zijn vergelijkbaar met de miljardenuitgaven die minister Hoekstra in de achterliggende drie jaar op Prinsjesdag presenteerde. Het verschil met dit jaar is dat hij demissionair minister is, al is dat uit nood. Er is in aanloop naar Prinsjesdag geen enkel zicht op een nieuwe regeringsploeg. De vraag blijft staan hoe ver het demissionair kabinet kan gaan in het aankondigen van extra uitgaven.
Urgentie
Staatsrechtkenner Joop van den Berg ziet wel degelijk reden om in te grijpen voor een uitgeregeerde ministersploeg. De emeritus hoogleraar bestuurskunde schrijft in een van zijn beschouwingen over de bevoegdheden van een demissionair kabinet: „Naarmate de formatie langer duurt, groeit eenvoudig de urgentie van sommige vraagstukken en dus de noodzaak te handelen.”
Een zekere terughoudendheid is echter nog steeds op zijn plaats, merkt Van den Berg op. Uitgeregeerde ministers dienen rekening te houden met de oppositiepartijen. Als voorbeeld noemt hij de 270 miljoen euro die oud-PvdA-leider Asscher op Prinsjesdag 2017 wilde vrijmaken om de salarissen van basisschoolleraren op te plussen. Het is „voor discussie vatbaar” of dat overeenstemt met een terughoudende opstelling, vindt Van den Berg.
De honderden miljoenen die Asscher vier jaar geleden wist te ritselen, vallen in het niet bij de miljardenuitgaven die het kabinet dit jaar op Prinsjesdag kenbaar wil maken. De begroting die minister Dijsselbloem (PvdA) als toenmalig demissionair minister van Financiën presenteerde, was wel degelijk andere koek.
Hamer
Dat de huidige ministersploeg op een andere manier invulling geeft aan de demissionaire status, valt te verklaren. Een avondklok, lockdowns, economische steunpakketten; alle zeilen die zijn bijgezet om het virus te beteugelen, deden de term demissionair naar de achtergrond verschuiven. Daarbij komt dat de coalitie gezamenlijk zetelwinst heeft geboekt en ook na de verkiezingen een meerderheid heeft in de Tweede Kamer. Als het zittende kabinet er met elkaar uitkomt, hebben ze niet bij voorbaat de steun nodig van de oppositie.
Ook oud-informateur Hamer heeft het kabinet −wellicht onbedoeld− ruimte gegeven om op meerdere beleidsterreinen missionair te worden. Zij stelt zes „urgente uitdagingen” vast na haar gesprekken met de partijleiders, tal van experts en betrokkenen uit allerlei branches. Die uitdagingen zijn te complex om op korte termijn met snelle maatregelen af te doen. In haar eindverslag schrijft de voormalig PvdA-politicus dat een Kamermeerderheid vindt dat er „geen tijd te verliezen” is om de zes urgente problemen aan te pakken. Afhankelijk van de voortgang van de formatie adviseert ze het demissionaire kabinet dan wel de formerende partijen om alvast eerste stappen te zetten.
Nu de formerende partijen het laten afweten, heeft het demissionaire kabinet de handschoen opgepakt. De uitdagingen die om overheidsingrijpen vragen, zijn groot. Dat is voor het kabinet de belangrijkste beweegreden om de miljardenuitgaven te doen. Niet op alle dossiers treft het demissionaire kabinet overigens maatregelen. Over een oplossing voor de stikstofcrisis zijn de coalitiepartijen het nog niet eens; dat is vooralsnog doorgeschoven naar de formatietafel.
Een Kamermeerderheid is het erover eens dat op een aantal urgente onderwerpen stappen moeten worden gezet. Mede daardoor heeft het kabinet enige speelruimte gekregen. Uiteindelijk heeft de Kamer de touwtjes in handen en bepalen de volksvertegenwoordigers wanneer een demissionair kabinet zijn boekje te buiten zou gaan.