Positie in maatschappij geen verdienste maar gave
De Bijbel kijkt niet neer op mensen die het niet gemaakt hebben. Want „wat hebt gij dat gij niet ontvangen hebt?”
De geschiedenis van de kerk kent een voortdurende strijd over de reikwijdte van genade. Genade als een eenzijdige, soevereine gave van God aan verloren zondaren is en blijft, al dan niet verkapt, onderhevig aan wat mensen zelf teweegbrengen. Kan een mens met iets uit zichzelf voor God bestaan? Het Woord is duidelijk: ook onze beste werken, onze gerechtigheden zijn een wegwerpelijk kleed (Jesaja 64:6). En toch: ieder mens is voluit verantwoordelijk voor zijn doen en laten en heeft zich in te spannen voor de eigen zaligheid (Filippenzen 2:12).
Zelfgenoegzame elite
Deze theologische achtergrond en het spanningsveld dat die met zich meebrengt, werken door in het maatschappelijk leven. Het begrip verdienste speelt daarin een grote rol, in de politiek, in het onderwijs, op de arbeidsmarkt. Michael Sandel, hoogleraar filosofie aan de Harvard Universiteit, analyseert deze ontwikkeling in het westerse denken in zijn boek ”De tirannie van verdienste”. Hij maakt duidelijk dat in het christendom de eeuwen door steeds weer het beginsel van vrije genade ondersneeuwde door menselijke inspanning en verdienste. Behalve de theologische kant verdween ook het besef dat succesvol zijn afhankelijk is van factoren waarop men zelf geen invloed heeft. Vooral na de Reformatie en door de Verlichting ging het mis, stelt Sandel, onder verwijzing naar Max Weber (1864-1920) en diens visie op de protestantse ethiek.
Volgens Sandel hebben we in het Westen een maatschappij gecreëerd van winnaars en verliezers, waarbij de winnaars neerzien op de verliezers. Degenen die geslaagd zijn in het leven en een goede opleiding hebben genoten, behoren tot de elite en participeren in de globale samenleving. Zij menen dat te danken te hebben aan hun eigen inspanningen en vinden dat ze hun succes ook verdiend hebben. De verliezers hebben hun slechte positie te danken aan hun eigen falen. Het uitgangspunt is immers dat ieder die zich inspant succes heeft in dit leven. Wederzijds respect en gedeelde verantwoordelijkheid zijn daarmee ver te zoeken. Het populisme en nationalisme komen voort uit weerstand tegen de zelfgenoegzame elite.
Deze scheiding zien we terug in de volksvertegenwoordiging: er is een forse oververtegenwoordiging van hoogopgeleiden, waardoor het geluid van lageropgeleiden nauwelijks gehoord wordt. Anderzijds komen populistische partijen op, gedreven door een antihouding jegens deze meritocratie (regering door succesvolle mensen) en door wantrouwen jegens de overheid.
Op de arbeidsmarkt is de scheiding zichtbaar in onzekere flexibele contracten. Arbeid wordt namelijk economisch gezien steeds minder gewaardeerd: een steeds groter deel van de economische koek gaat naar de weinigen die het kapitaal in handen hebben en een steeds kleiner deel naar de factor arbeid. Dit gegeven versterkt de onderwaardering van degenen die met hun handen of hoofd hun brood verdienen. De hoogte van de beloning van arbeid hangt samen met de maatschappelijke waardering ervan.
Voor God en voor elkaar
Hoe zegenrijk is dan de inbreng van het Bijbelse denken over genade, rechtvaardigheid en de waarde van ieder mens als geschapen naar Gods beeld. De Bijbel kijkt niet neer op mensen die het niet gemaakt hebben in de maatschappij. Want „wat hebt gij dat gij niet ontvangen hebt?” (1 Korinthe 4:7). De mens en diens kunnen en kennen zijn niet het hoogste doel, zoals het geval is in het postmoderne denken, maar mensen zijn er voor God en voor elkaar (Augustinus, Stad Gods, boek 1, de eerste hoofdstukken). Dat betekent ook dat niet verdienste maar behoefte en omzien naar elkaar centraal horen te staan in het maatschappelijk leven. Dit is een blijvende uitdaging voor christenen in het politieke en economische leven.
De auteur is toezichthouder, ouderling in de Gereformeerde Gemeenten en was voorheen werkzaam bij de overheid en in het bedrijfsleven.