Hongarije op de strafbank
De spanningen tijdens de EU-top in Brussel liepen donderdag hoog op. De vergadering van leiders van EU-landen had een tamelijk rustig treffen moeten worden. Maar in de aanloop naar de top werd al snel duidelijk dat er heikele thema’s op de agenda kwamen: Rusland en een als anti-homowet bestempelde regelgeving in Hongarije.
Op beide thema’s kwamen de landen niet tot elkaar. De Duitse bondskanselier Angela Merkel lanceerde kort voor de top samen met de Franse president Emmanuel Macron een voorstel om toenadering tot Moskou te zoeken, inclusief gesprekken met president Vladimir Poetin. Het zou voor het eerst zijn sinds de annexatie van de Krim in 2014 dat er van een dergelijke ontmoeting sprake zou zijn.
Het voorstel wekte per omgaande grote beroering, met name van de landen die in de directe invloedssfeer van de voormalige Sovjet-Unie lagen. „Een beer een pot honing toevertrouwen”, noemde de president van Litouwen het voorstel van Merkel en Macron. Het draaide erop uit dat er voorlopig geen top met Rusland komt.
Nog gevoeliger was het debat over een nieuwe wetgeving in Hongarije, die bepaalt dat kinderen en jongeren onder de 18 jaar niet georganiseerd te maken moeten krijgen met voorlichting over homoseksualiteit en genderidentiteit. Het debat daarover verliep buitengewoon emotioneel. Premier Mark Rutte vroeg zich zelfs af wat Hongarije met zulke opvattingen nog in de EU te zoeken heeft. Die zouden in strijd zijn met de Europese waarden. „Als het je niet bevalt, er is er een alternatief: uit de Unie stappen.” Daarmee gaf hij precies woorden aan de druk waar Hongarije juist allergisch voor is.
Waar gaat het nu precies om? De Hongaarse premier Viktor Orban benadrukte rond de top dat hij niet tegen homoseksualiteit is: hij voerde ten tijde van het communisme een strijd vóór de rechten van homoseksuelen. Tegelijk is de overtuiging echter dat het huwelijk een gemeenschap is van één man en één vrouw, zoals Hongarije vorig jaar grondwettelijk vastlegde. De norm is, met andere woorden, het klassieke gezin. Afwijkingen daarvan kunnen bestaan, maar voor kinderen moet die norm helder zijn.
Glashelder moet zijn dat een land een volwaardige plek in Europa heeft als die het klassieke huwelijk propageert. Dat is ook geheel in lijn met de eigen Europese richtlijnen, die stellen dat zowel huwelijkswetgeving als de invulling van het schoolprogramma bij de lidstaten legt. De clash gaat hier over gelijke behandeling, maar duidelijk is dat de oordeelsvorming daarover niet waardenvrij is.
Een andere discussie is of het kinderen en jongeren met homoseksuele gevoelens of genderdysforie helpt als die thema’s op school tot hun 18e niet aan de orde komen. Reformatorische scholen in Nederland laten zien hoe het mogelijk is én voluit vast te houden aan het klassieke gezin én hier aandacht aan te besteden. Daarover zou op Europees niveau een normaal gesprek gevoerd moet kunnen worden.